Tag archieven: Puch Skyrider

Gijs van Hesteren, met de kin op de tank

Vanaf de start van onze site hadden we het “ronkend vragenvuurtje”, waarbij we motorrijders, mannen en vrouwen, al jaren dezelfde vragen stellen. Soms komen er verhalen binnen op de redactie, die je “pakken”.  Waar je stil van wordt. Vandaag praten we met Gijs van Hesteren. We hebben het wel eens over passie voor motoren… welnu, lees mee met Gijs.

Wie ben jij? Waar kom je vandaan?

Sinds mijn geboorte in 1954 heet ik Gijs van Hesteren. Met die naam ben ik best tevreden. Ik kwam terecht in een warm en veilig nest. Niet dat men er heel erg motorminnend was. De liefde die ik voor de tweewieler ontwikkelde kwam toch vooral voort uit het avontuurlijke en ietwat ‘wilde’ karakter van mijn familie van moederskant. Een paar honderd jaar in de koloniën van Oost-Indië, dat zegt wel iets.

Twaalf ambachten en dertien ongelukken. Naast en na een rommelige schoolcarrière loste ik zeeschepen in de Antwerpse havens, ik knapte oude Engelse motoren op, ik was pijpfitter voor een Belgische koppelbaas en na enige studie begaf ik me korte tijd in het welzijnswerk voor tehuiskinderen.

Dat laatste, dat was niks voor mij, al die onoplosbare ellende. Uiteindelijk belandde ik in de zeilvaart met historische klippers en tjalken – op het wad. Dat heb ik bijna twee decennia volgehouden en nog steeds woon ik in het Friese Harlingen.

Met de gezondheid van mijn vrouw Inge ging het steeds minder. Daarom ben ik 17 jaar geleden aan de wal gaan werken, eerst als innovatiemanager en daarna als journalist. Na het overlijden van Inge ben ik teruggegaan naar mijn oude liefde. Zelfs nu ik gepensioneerd ben laat ik me nog regelmatig inhuren als schipper/kapitein op zeilschepen, passagiersboten en vrachtschepen.

1972: De Puch Skyrider. Ik had net ‘Easy Rider’ gezien. Ik wilde ook een hoog stuur. Met grote ontzetting vroeg mijn vader wat me in godsnaam bezielde. (Foto: Els van Hesteren, mijn moeder)

Heb je vroeger eerst brommer gereden? 

Ik was vijftien en de brommers van mijn klasgenoten zetten mijn fantasie aan het werk. Al tikkend op het toetsenbord dringen de herinneringen zich met hernieuwde scherpte op. Ik denk terug aan vijftig jaar geleden. Ik zit in de derde en ben een bleu jongetje. De mannen van de vierde klas rijden met brommers. Hondaatjes, Zündapps, Kreidlers, Yamaha’s. En een enkeling heeft een Puch. Wat vind ik dat interessant, en mooi.

Mijn eigen tweewielerloopbaan begon met de Puch Skyrider (foto boven). Een cultbrommer. Op mijn zestiende verjaardag kwam dit stijlicoon in mijn bezit. Als jonge jongen leerde ik al snel hoe ik moest omgaan met het koppelen en schakelen. Later, bij mijn motorrijlessen en met mijn eerste motor zou ik daar nog veel plezier van hebben. Leren brommerrijden deed ik met schade en schande. Ik denk dat ik zeker zes keer keihard op mijn plaat gegaan ben met die brommer.

De Skyrider bleef niet lang in mijn bezit. Ondoordacht leende ik de brommer uit aan een vriend. Deze belde mij op zondagochtend: ‘Gijs, je brommer is gestolen. En hij stond nog wel op slot!’ Ik ben veel te goed voor deze wereld en in mijn naïviteit vergaf ik het hem. Pas veel later drong het tot me door dat het een vooropgezet plan moet zijn geweest. Exit Puch.

Van het verzekeringsgeld kocht ik een Tomos 4L. Samen met mijn techneutische vriend Robert bouwde ik er een vijfbak in. Een tuningbedrijfje nam de cilinder onder handen. Vijf PK! Ineens had ik een wapen waarmee ik Kreidlers en Yamaha FS1’tjes inhaalde. Later nam mijn jongere broer Marnix de Tomos over. Dat was het eind van mijn brommerjaren. Maar elke keer dat ik een Puch of Tomos zie, in een schuurtje, op straat, op een beurs, denk ik even: wat waren dat mooie tijden! Koop ik er weer een? Zal ik of zal ik niet?

Wanneer kocht jij jouw eerste motorfiets en wat voor een motor was dit?

Mijn eerste motorkilometers ooit waren achterop de BSA A7 van Wouter Voskuil, dwars door de woonstraten van Etten-Leur. Wat een geluid, wat een power! Ik werd ter plekke en definitief motorgek.

Mijn eerste eigen motor? Het moet in de zomer van 1972 zijn geweest. Ik had net mijn motorrijbewijs behaald. Wekelijks had ik de uitgebreide advertentiepagina’s van het weekblad ‘Motor’ uitgespeld. Veel te koop, geen budget, maar ik wist welk merk het moest worden. De krachtige klappen en de fabelachtige acceleratie van de eencilinder Matchless, daar ging niets boven. Een paar dagen later reden Inge, mijn broer en ik met de Renault 4 van mijn moeder van Breda naar de duplexflat in een buitenwijk van Dordrecht. Daar bevond zich de begeerde koopwaar.

In het kleine fietsenhok onderin de flat openbaarde zich de schat: een Matchless G80S, 500cc, bouwjaar 1954. Dat zag er goed uit. Een vuurrode polyester racetank en een racestuurtje. Het begrip caféracer was nog niet zo bekend als nu, maar wat zag het er snel uit. Proefrit door de straten rondom de flat. Geen drempels in die tijd. Goeiemorgen, wat ging dat hard! Dreunend en daverend snelde de Matchless met mij wapperend aan het stuur op en neer. Goed hoor. Niks mis mee, verkocht!

Zo moet je het niet doen, dat weet iedereen. Alleen ik wist het niet. Daar kwam ik al heel snel achter. Met de R4 in mijn kielzog draaide ik snelweg A16 naar Breda op. Al die slome automobilisten met Opeltjes Kadett, Deux Cheveaux, Ford Taunussen, Volvo Amazons, Morris Minors, Volkswagenbusjes, opzij! Vol gas naar de Moerdijkbruggen. Supersnel ging het, kin op de tank. Waar bleven de anderen nou, met die Renault 4? Even stoppen op de vluchtstrook; dat mocht toen nog. Denk ik. Vreemd, al die rook. Waar kwam dat vandaan? Hee, van onder de tank uit!

Ja, de oude trouwe machine had het erg warm gekregen. Oliedicht was hij dus niet. De voetpakking, de klepdekselpakking, daar kwam best wat olie langs gesijpeld. Gelukkig, daar kwam de R4. Verder maar weer. Of niet? Starten wilde hij niet meer, ondanks de ineens veel lichtere tegendruk van de kickstarter. Met een sleeptouw arriveerden we achter de auto uiteindelijk in Breda. Mijn moeder keek ervan op. Hee, een nieuwe motor en nu al een sleepkabel nodig?

Tja, het hoorde er allemaal bij. Bij nadere studie en demontage bleek er het een en ander niet in orde. Een lekkende benzinetank, tot op de draad versleten zuiger, krakend droge primaire ketting, half loszittende koppeling en nog zo een paar dingen. In die jaren reikte de garantie tot op de hoek. Zelf uitzoeken dan maar. En zo begon een motorcarrière, die zich achteraf gezien heeft laten kenmerken als een periode met toppen en dalen. In het laatste geval: vooral in het begin veel oponthoud langs vluchtstroken en bermen. De toppen: meer dan veertig jaar motorplezier, waarbij vooral de mensen eromheen zorgden voor de sjeu.

Ben jij een “mooiweer-rijder” of een “door-rijder”?

Je hebt motorrijders die natgeregend zijn en motorrijders die nat gaan regenen. Haha, hoe ouder ik word, hoe mooier het weer moet zijn. Maar ik heb heel wat winterkilometers onder de wielen door zien gaan. Harde wind en regen op de Afsluitdijk, door sneeuw en ijs van Utrecht naar Groningen, zeiknat door herfstig Noord-Frankrijk, rondje Nederlandse kust en grens in oktober. Verstand op nul en gas. Maar met een bescheiden zonnetje erbij wordt het al snel leuker.

Stel: je wint een flinke prijs in de loterij. Wat voor motorfiets zou je dan kopen?

Dan zou ik waarschijnlijk gaan voor een replica Matchless G50 in een Seeley-frame, en daarmee zou ik classic wegraces willen rijden. Hoe dat zit? Na de verkoop van ons zeilschip in 2004 kreeg ik tijd om een oude droom te verwezenlijken: motorracen. Eerst ging ik dat doen met een MuZ Skorpion Cupracer, in youngtimerwedstrijden bij de SAM en bij de Ducaticlub. Motorevenementen voor de relatief trage eencilinder werden echter schaarser. Na 2010 stapte ik over op een tot classic racer omgebouwde Yamaha XS650 uit 1972. Die motor heb ik nog steeds en voor komend jaar hoop ik op mijn achttiende raceseizoen. Niet dat ik ooit echt goed ben geworden in hardgaan, maar het gaat om het meedoen toch, niet om het winnen?

2021: Internationale Classic GP Chimay. Een derde en een tweede plaats met de Yamaha XS650. De twee grote flessen abdijbier horen bij de prijzen. (Foto: Tajan van der Wiel)

Wat was de mooiste rit die je ooit reed?

Als het om toertochten gaat, kies ik de rit die ik in 2017 maakte, kort na de voortijdige dood van mijn geliefde echtgenote Inge. Ik had tijd en rust nodig om mijn gedachten en mijn hart weer op de rails te krijgen. Ik had net voor duizend piek een stokoude BMW K100 gekocht. Daarmee reed ik via Frankrijk, Duitsland, Italië en Slovenië naar Bosnië en terug. Geen wereldreis, maar wel therapeutisch. Je kunt erover lezen op mijn weblog: GijsvanHesteren.nl.

Wat betreft de racerij: mijn mooiste wedstrijd reed ik afgelopen juli, toen ik op het bloedsnelle stratencircuit van Chimay (België) in de 750cc-klasse twee podia behaalde. Misschien meer geluk dan wijsheid, want de meeste echt snelle mannen waren óf afwezig door corona en Brexit, óf ze waren er in de trainingen al vanaf gevallen, óf ze hadden panne opgelopen. Maar je hebt de finish pas gehaald als je over de eindstreep gaat en dat hadden mijn oude XS’je en ik toch maar mooi voor elkaar gekregen.

Staat er nog een bijzondere toertocht op je bucket-list?

Eigenlijk zou ik met mijn Moto Guzzi Californian II van 1987 een grote rit willen maken, naar Kazachstan of zo. Misschien komt het er nog eens van, maar de racerij slokt voorlopig al mijn AOW-centjes op.

Denk je al aan een volgende motorfiets?

Altijd, haha. Maar de schuur staat vol. De Yamaha-racer, een 1958 AJS 16MS, de MuZ youngtimerracer, twee restauratieprojecten: een Triumph Bonneville van 1972 en een 1976 XS650. De 1995 Yamaha Diversion 900 die ik reed vóór de Guzzi zou het eerst weg moeten. Misschien zou ik wel een Guzzi V85 willen, of net als tussen 2003 en 2008 nog eens een Ducati Monster.

Wat heeft motorrijden jou gebracht in je leven?

Met motorrijden als hobby hoef je je nooit te vervelen. Laat staan als motorracen je liefhebberij is. Na één race of circuitdag vraagt je classic bike net zoveel tender loving care als een ‘gewone’ motor na een heel jaar.

2020: Rondje Nederland, samen met oudste zoon Gijs jr. (Foto: Gijs van Hesteren)

Nog veel belangrijker is de kameraadschap die met name het racen me gebracht heeft. Zoals bij elke sport verkrijgen de vrienden en kennissen die je opdoet tijdens de beoefening een bijzondere positie. Met hen deel je winst en verlies, tegenslag en voorspoed. Mijn vrouw Inge werkte jarenlang als officiële fotografe van de SAM-wedstrijden. De jongens en meiden van de raceclub schrokken van haar ontijdige dood minstens zo erg als ik. In het traject daarna had ik aan hen veel steun, ook later, toen ik de draad weer probeerde op te pakken.

Wat heb ik je niet gevraagd, en wil jij mogelijk toch nog kwijt?

Zo af en toe schrijf ik als freelancer nog artikelen voor Het Motorrijwiel. Léés dat blad, neem een abonnement of koop het los!