Coos op Reis: Vannacht slapen we weer bij elkaar

Nog een paar verhalen, en onze schrijver Coos van der Spek is thuis. Zijn drie maanden durende motorreis door Zuid-Europa hebben wij via zijn dagboekverslagen dit jaar (vanaf februari) ongeveer wekelijks gepubliceerd.

Hier nummer 69 in zijn serie “Coos op Reis”.

Het is stralend weer. Geen wolkje aan de hemel. Het is circa 20 graden. Ik zie op de Oostenrijkse buienradar dat het in de omgeving van Innsbruck vanmiddag gaat regenen. Goed dat ik vandaag weer verder reis. En bij de eindbestemming van vandaag is het prachtig weer, zag ik. Alles gaat passen. Top.

Ik was trouwens vroeg wakker vanmorgen. Pfff… Maar dat levert wel een mooi plaatje op van de opgaande zon op de besneeuwde bergen. Alpenglühen!

Ik reis slim via de binnenwegen van Telfs naar Reutte. Alleen als je in Oostenrijk over de tolwegen reist, moet je een tolkaartje kopen. In Oostenrijk is de benzine overigens retegoedkoop: € 1,26 voor een liter.

Ik heb voor mijn motor olie nodig. En wel nú! Ik had een half litertje mee moeten nemen. Advies aan mijn motormaatjes: heb het bij je als je een trip maakt van vele duizenden kilometers. Zelfs al rijd je met een Liquid Cooled versie van BMW. Elke verbrandingsmotor verbrandt olie.

Mijn mechanicien-op-afstand-van-Harmelen-tot-Loosdrecht adviseert mij om niet te wachten tot het lampje op het dashboard brandt. Ik zoek en vind olie 5W40. Het is niet precies de olie die mijn BMW graag in haar gaatje wil voelen, dus voor de zekerheid vul ik het peil slechts aan tot ‘acceptabel nivo’. Niet teveel. Het is best zo. Ik heb vanuit Italië voor volgende week een 40.000 km beurt gepland. Krijgt zij straks weer lekker haar orsinele olie.

Ik storm richting de Fernpass. Die reden Janny en ik in 1971 op een Honda 250cc. Twee personen op een minimotor plus tent, luchtbed, slaapzakken, kookspullen, een opvouwbare emmer, kleding en gereedschap bij ons. Ik snap er geen reet van. Hoe déden we het?

De B189 en de B179 zijn helemaal voor mij alleen. Normaal is het hier berendruk. Maar nu is het 10:30 uur en er is niemand op de weg. Gas-gas-gas! Ik glimlach onderweg om het bord ‘Ich bin der B179 und kein Mühlplatz’. Die slogan is mooi gevonden. Het klinkt een stuk vrolijker dan ‘gooi lekker je rotzooi zelf in de prullenbak’. Toch?

Ik verlaat hier zo’n beetje de omgeving van de besneeuwde bergen. De hele hoge punten zijn voorgoed voorbij. Ik kijk nog een keer weemoedig in mijn spiegels. Wat waren ze mooi. Tot volgend jaar. Of zo.

Kort na de Fernpass is mijn geluk op. Wegwerkers zijn grote stukken asfalt aan het vernieuwen. En dat is trouwens maar goed ook want het oude asfalt spiegelt zo erg dat ik mijn haar er in kan kammen. Bij wijze van spreken dan…. Er staat aan beide kanten 13 km file. Hatsekidee! Alles staat vast. De mensen staan buiten met elkaar te praten. Wat een narigheid om zo op vakantie te gaan.

Ik dender er brutaal met die dikke koffers langs. Ondanks het feit dat het op de tweebaansweg erg smal is. Gewoon ruimte claimen. Niet als een mietje vlak langs de stilstaande auto’s rijden. Als iemand een deur opengooit…. Nee, gewoon brutaal op de weghelft van de tegenliggers jezelf breed maken. Mistlampen en zo aan. Haha. Ik rijd heel wat uiterst geduldige Duitse motorrijders voorbij. Ze staan in de file op hun beurt te wachten. Braverikken! roep ik hard in mijn potje. Niemand volgt. Oelewappers. Maar ik ga echt niet in deze warmte in het rijtje tussen de gassende koekblikken staan. Ik speel een kwartiertje haasje-over tussen de auto’s en ben er voorbij. Vrrrroooeemmmm…..!

Bij Füssen kom ik Duitsland in. Mijn maatjes pakken daar over een paar weken gedurende 130 km de snelweg. Ik heb echter tijd zat en kies voor een stuk van de Romantische Strasse. Best gezellig in mijn eentje… Het is nog steeds strakblauw en ruim 23 graden. Prachtig motorweer.

Aan de Hopfensee betaal ik € 2,50 voor een expreszo. In Spanje betaalde ik soms maar 60 cent en in Italië bijna altijd één euro. Zo jammer. Maar de economie draait in Duitsland als een tierelier en daar betaal ik toch maar mooi aan mee. Dankzij mij gaat het hier goed, troost ik mijzelf. Ik reken af, start de motor en reis weer verder.

We rijden hier tenminste op 800 meter hoogte en toch is het landschap vaak nogal vlak of wat licht glooiend. Er zijn hier geen echte bergen en dalen. De boeren maaien het gras en dat zorgt voor prachtige lichte en donkere schakeringen in het groene landschap.

Dat groen. Het is fantastisch. Zo mooi. En het ruikt zoooo heerlijk. Gelukkig ben ik niet allergisch voor grasjes. Dat heerlijke luchtje trekt echter ook vliegende beesten aan en mijn windscherm en vizier zitten in een mum van tijd vol kadavers. Op een gelijkvloerse kruising heeft een erg vervelend ongeluk plaatsgevonden. Alle wegen zijn afgezet. Er staan vier politieauto’s, wel zes ambulances en er loopt veel personeel in fluoriserende kleding rond.

Bijna veertig jaar geleden heb ik eens nieuwsgierig bij een ongeval op de Duitse Autobahn even in een auto gekeken. Nadien kijk ik noooooit meer. Ik wil het persé niet meer zien en wil het ook niet meer weten. Dus ik kan je er niks van vertellen. Meer dan dit weet ik niet: zwaaiauto’s en personeel in gele jassies. Punt.

VANNACHT SLAPEN WE WEER BIJ ELKAAR…..

Ik heb een mooie overnachtingsplek gevonden in een zogenaamd Landeshotel, ten westen van Ulm. Op de menukaart staan asperges en ze adviseren er een mooi wit wijntje bij. Zo eentje die wat vettig aan de binnenkant van het glas blijft hangen. Weet je wat? Ik doe het!

Mijn motor slaapt direct onder mijn slaapkamerraam. Dus eigenlijk slapen we vannacht lekker samen…..

Ik vind onderweg nog voldoende mooie plekkies voor The Catch of The Day.

Delen op

Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *