“Let’s go to the other side. We’re going all the way up!”
Weer een prachtig reisverslag van onze vaste columnist Hans den Ouden, die samen met zijn vrouw Dia deze reis maakte in 2019:
Veel familie van mij emigreerde na WO II naar Canada en allen gingen in het westen wonen. Het gevolg is dat ik nu in BC zo’n 50 familieleden heb, zowel van mijn vaders als moederskant. Dus we gingen eerst uitgebreid op familiebezoek en dat was dan ook meteen goed voor de jetlag. We kregen veel hulp met het afhalen van de motoren en er werd ons onderdak geboden, waar we uiteraard graag gebruik van gemaakt hebben. Uiteraard moesten er ook nog wat boodschappen gedaan worden want voor het koken moest er gas gekocht worden en we wilden ook een spuitbus “Bearspray” meenemen. Bearspray is hetzelfde als traangas, maar dat is dan weer verboden in Canada. We hebben het steeds bij ons gehad maar nooit nodig gehad al zagen we wel beren, zelfs van dichtbij.
Na een kleine week gingen we noordwaarts, uiteindelijk was dat de reden van onze reis.
Vanuit Vancouver reden we de Sea to Sky Highway, een leuke slingerende bergweg richting Whistler en daarna naar Lytton. Ooit was ik daar met mijn kinderen om te raften met Kumsheen Rafting op de Thompson River. Dat is echt “White Water Rafting”, erg spectaculair om te doen. Alleen toen we er aankwamen bleek dat ze tot eind juni alleen met motorboten voeren en de concurrent was gesloten. Jammer, maar daarom hebben we dat rondje later nog een keer gereden en de tweede keer ging het wel door en wat meer is, dat was op Labour Day en konden we voor de halve prijs mee. Dat was wel fijn want het is niet goedkoop.
Gelukkig is er wel een camping. De campings in de National Parks zijn veelal vrij primitief. Er zijn geen toiletgebouwen en alleen chemische toiletten, dat is geen feest want ze stinken enorm. Gelukkig is er meestal wel water, maar meestal alleen een kraan en geen douche.
De volgende dag deden we rustig aan, immers stond er geen raften op het menu. In Spences Bridge ontbeten we in een leuk zaakje aan de rivier en kwamen daar iemand tegen die onderweg terug was uit Alaska. Hij had er 24 dagen getoerd op zijn KTM en hij was er nog stil van.
We reden naar het noorden langs Kelowna en Lake Okaganan naar Shuswap Lake. Daar woont ook familie. Tegenover mijn neef Norm woont iemand die oude A Fords verzamelt en restaureert. Van alle ooit uitgebrachte modellen heeft hij er een en de meeste zijn inmiddels klaar.
Na een gezellige avond met Norm en Pauline gingen we verder richting Nakusp. We kregen onderweg een paar flinke buien over ons heen. Tegen de avond zagen we wel veel bliksem en regen in de bergen maar wij kampeerden droog. De volgende dag echter was zo nat dat we in Golden besloten om een hotel te nemen. De ferry’s die we onderweg namen waren allemaal gratis want in Canada maken die gewoon deel uit van het wegennet, zo is de filosofie.


Na 4 dagen van gemiddeld 400 km rijden waren we in Jasper. De week voor we aankwamen op 30 juni, bleek het er nog gesneeuwd te hebben. Onderweg kwamen we langs de Columbia Icefields aan de Icefields Parkway. Uiteraard was het daar erg druk. Grappig was het om te zien hoeveel mensen zich voor serieus geld (CA$ 87 pp) de gletsjer op laten vervoeren waar ze dan een kwartier een rondje mogen lopen. Na het boodschappen doen zaten we op het terras met twee andere bikers, ze hadden er zelfs Hefeweizen van de tap. Gezelligheid alom. We verbleven er in een cabin bij Beckers die €150 per nacht kostte. De campings waren er allemaal vol en het was ook de laatste cabin die we konden boeken.
Onderweg van Jasper naar Hythe zagen we de eerste beer, een Grizzly, kariboe’s en een elk. De kariboe’s zijn de neefjes van de rendieren.
De elk was net zo schuw als de elanden in Noorwegen, dus die was al weg voor ik de camera had getrokken.
In Hythe was de camping dan weer helemaal leeg en inclusief gratis hout voor een kampvuur betaalden we €10.-
Na een stevige regenbui in de nacht, met een kleddernatte tent tot gevolg, klaarde het ’s morgens op en bleef het verder droog die dag. Voor we erg in hadden waren we Mile Zero van de Alaska Highway gepasseerd. Zo’n plek waar iedereen een, die er langs komt, een foto van maakt.
De Alascan Highway is 2237 km lang. De eerste 450 km is tamelijk desolaat. Je komt er een benzine pomp en een winkeltje tegen, maar verder niets. Dan arriveer je in Fort Nelson, een dorpje met 4500 inwoners. Grappig is dat je steeds dezelfde motorrijders tegenkomt bij elke benzine pomp. Voorts door naar de Liard Hotsprings weer 500 km. Op dat hele traject is geen enkele winkel dus we konden ook geen eten in slaan. Gelukkig is er wel een indiaans restaurant waar je een buffalo burger kan eten. De tijd heeft daar flink stil gestaan. Bij de benzinepomp moet je zelf onthouden hoeveel liter je getankt hebt en dan binnen gaan afrekenen. Warbij met zo’n jaren 80 rekenmachientje vastgesteld wordt hoeveel je moet betalen.
Na een dagje relaxen in de Liard Hotsprings (waar de week daarna een aantal mensen werd vermoord door een stel gekken) gingen we naar Teslin Jct. Een spectaculaire rit want we zagen buffalo’s, meerdere beren, een wolf, herten en een racoon. Allemaal vrij dicht langs de kant van de weg. Helaas zijn sommigen dieren zo schichtig dat je niet de kans hebt om de camera te pakken voor ze verdwenen zijn.
Onderweg naar Teslin kom je langs Watson Lake waar het Signpost Forest is. Dat werd gestart door de bouwers van de Alcan Highway in 1942 en bevat nu duizenden nummerplaten en andere bordjes uit de hele wereld, een leuke lunch plek.
De camping daar in de buurt was vergeven van enorme muggen, die door je motorbroek heen steken. Daarom zijn we verder gereden en na 200 km kwamen we een hotel tegen.
Eind 2018 had Siem een oproepje gezet op de Facebook groep “de motorrijder” met de vraag of er mensen belangstelling hadden voor een reis door India en eventueel ook Nepal. Zo gingen we in het voorjaar naar India en in het najaar naar Nepal.
De reis naar Nepal begint in New Delhi omdat daar de motorfietsen gehuurd worden. Het zijn Royal Enfield Motoren. Je kan zelf kiezen met welk model je wil rijden. Ik koos voor de Himalayan, maar mijn vrouw, Dia reed op een Classic 350. De Himalayan is een Adventure model en de Classic is een laag model. Verder waren Gertjan en Gerry mee, op respectievelijk een Thunderbird en een Classic. De reis begint in Delhi omdat Nepal een enorme importheffing op motoren van meer dan 250cc hanteert en daardoor is huren daar veel duurder dan in India.
Je ziet veel van het land met Siem, hij weet heel erg veel te vertellen over de cultuur en het land en hij kan je meenemen naar plaatsen waar buitenlandse toeristen zelden komen. Hij trekt al jaren rond in India en Nepal en de afgelopen jaren deed hij dat op de motor. Mocht je pech krijgen, dan neemt David het op zich om dat op te lossen en je kan dan op zijn motor verder rijden. Zodoende hebben de reizigers geen oponthoud. Er is dus geen volgauto en dat scheelt aanzienlijk in de kosten.
De reis duurde 28 dagen en bevatte enkele reserve dagen voor het geval er oponthoud zou zijn. De weersvoorspelling was dat er veel regen werd verwacht in de Mustang Valley en dus werd het programma aangepast en bezochten we eerst Katmandu. Desondanks was de weg nog erg nat en modderig.
Eenmaal op weg verandert na korte tijd het asfalt in een waar off-road traject met grote keien en ook, doordat het immers kort tevoren flink geregend had, veel modder. We waren om 6:00 u. opgestaan en hadden om 17:00 u. 60 km afgelegd. De weg doet denken aan een wat breed geitenpad. Vroeger was er ook nog een rivier waar je door heen moest, maar daar is nu een omweg en een brug voor gemaakt. Overigens zal over enkele jaren de weg geasfalteerd zijn en dan is er weer een stukje spektakel minder.
De reis verliep niet zonder problemen, de Himalayan heeft geen kickstarter i.t.t. tot de Classic en ergens halverwege hield de dynamo van mijn motorfiets het voor gezien zodat de accu leeg liep.Het starten lukte dan ook niet meer. Gelukkig heb ik bij de Bush Mechanic training bij
Tegen zonsondergang waren we nog niet op de bestemming aangekomen en rijden in het donker is te gevaarlijk en ik had natuurlijk ook geen licht meer. Op de plek waar we stonden waren twee hotels. We besloten naar het White Mountain hotel te gaan dat door twee Nepalese zussen werd uitgebaat. Ze hadden voldoende kamers en zorgden voor prima eten. Bishnu de oudste was een gezellige dame. Ze nodigde ons uit om op de terugweg weer bij haar te komen en dan zou ze ons meenemen naar een hotspring. Dat hebben we inderdaad gedaan. We hebben trouwens nog steeds contact op Facebook.
Tussen Kagbeni, waar we sliepen, en Muktinath, het verste punt van deze reis, ligt opeens weer een prachtige asfaltweg. Muktinath is een heilige plek voor hindoes en boeddhisten. De afstand is maar 12 km vanaf Kagbeni maar het is wel 800 meter hoger. Muktinath ligt op 3800 meter. Zo hoog kan je in Europa nergens komen met de motor. En je rijdt in een betoverend landschap. Tussen bergen van meer dan 8000 meter. De laatste 2 km reden we te paard, een noviteit voor mij.
De politie kwam snel ter plaatse en stelde vast dat de Nepalees de enige schuldige was en dat ik schadeloos gesteld moest worden. Naast de politie kwam ook het leger en er liepen uiteindelijk zo’n 20 man rond. Er werd een vrachtwagen aangehouden en zowel de motor als ik werden naar Butwal gebracht naar de Royal Enfield dealer waar de motor gerepareerd zou worden. Onderdelen daarvoor moesten echter uit Kathmandu komen en daar ging een week mee heen.
“Ik wilde graag een rondreis maken in Canada en Alaska en daarna nog naar de andere staten van de VS. Ik heb heel wat tijd besteed aan het uitzoeken wat de beste manier was omdat te doen. De eerste gedachte was natuurlijk om dan daar een motor, of in ons geval twee motoren te huren. Dia, mijn partner rijdt zelf en gaat niet achter op. Bovendien zijn wij kampeerders en voor twee personen een complete kampeeruitrusting en overige bagage op een motor meenemen, dat is een uitdaging. Huren blijkt echter erg kostbaar, vooral als je langere tijd gaat. Het goedkoopste adres wat ik kon vinden was een verhuurder in Seattle. De prijs kwam dan op US$18.000 voor twee GS’sen 75-800 voor drie maanden.
Een alternatief is natuurlijk kopen, maar dat heeft ook zo zijn problemen want op de meeste plaatsen moet je een lokaal adres hebben om de motorfiets te naam te stellen. Ook is verzekeren voor buitenlanders langere tijd vrijwel onmogelijk geweest. Ook daarvoor moest je een lokaal adres hebben. Inmiddels in 2020 gaat dat weer makkelijker, maar in 2018-2019 was het erg moeilijk, zo niet onmogelijk. Ook moet je die motor weer zien te verkopen onder de tijdsdruk van je vertrek. Of je moet de motor terug kunnen verkopen aan een dealer waar je hem gekocht hebt. Dat zijn allemaal zaken die best lastig zijn.
Nadat het besluit genomen was de motoren te verschepen naar de overkant, volgde uiteraard de vraag: hoe dan? Je kan het per schip doen (dat lijkt goedkoper), maar ook per vliegtuig. Dat laatste kan zelfs meestal in hetzelfde vliegtuig als waar je zelf zit. Doe je dat, althans vlieg je met die zelfde maatschappij als waarmee de motor is verscheept, dan krijg je vaak korting.
Het kostte ons in 2019 ongeveer €2500 per motor voor een retour en dan natuurlijk nog je eigen ticket. Maar daarvoor kan je dan ook ongelimiteerd rijden en net zo lang als je zelf wilt, binnen de voorwaarden van je toelating zonder Visum. Voor Canada moet je wel een ETA aanvragen en dan mag je er 180 dagen blijven, in de USA onder het VISA waiver programma mag je 90 dagen blijven.
(Reizen is leren.) Eind 2018 ging ik met pensioen na bijna 40 jaar gewerkt te hebben als kinderarts. Ik kom uit familie met veel reizigers.
Dia houdt gelukkig ook van reizen en motorrijden. Ik had al jaren het plan om na mijn pensioen op reis te gaan en het leek ons fantastisch om dan om te beginnen een reis te maken naar Canada en Alaska. Maanden van plannen en routes bedenken gingen vooraf aan dit project. Nou ja, we kwamen eerst nog een maand in India terecht, dus helemaal gepland was alles ook niet.
We hadden ons verkeken op wat de gewone all-road banden konden verdragen op de scherpe gravel en waarschijnlijk hebben we ook wat te hard gereden, hetgeen de kans op lekrijden vergroot. Het landschap is overigens betoverend en ik zou het zo weer doen, maar dan wel beginnen met verse banden.
Op het laatste stuk van de terugweg ging het mis. Dia had een gat in haar achterband dat zo groot was dat het niet meer geplugd kon worden. Ook twee pluggen hielden het niet, het bleef lekken. We reden een uitwijkplaats op en gingen onze opties afwegen. Na korte tijd reed er een campertje de parkeerplaats op. De camper was van Oskar en zijn vrouw Ursula. Zij hadden hun spullen achter moeten laten tijdens een trektocht en gingen die ophalen, dat was een tocht van 4 dagen lopen. Ze waren al drie jaar onderweg met hun Toyota Landcruiser camper vanuit Ushuaia naar Alaska.
Ursula kookte voor ons en we mochten hun camper lenen, zodat we enigszins mugvrij de dag door konden brengen terwijl we wachtten op de tow-truck. Die tow-truck ben ik gaan bellen in het wegwerkers station, 160 km verderop. Ze kwamen de volgende dag om 17:00 uur en we waren zodoende om 23:00 weer in Dawson City, op een vrijdagavond. Gelukkig was er nog een hotelkamer voor een nacht beschikbaar. Uiteraard was er geen band van de juiste maat te krijgen in Dawson. Wel in Whitehorse, 400 km verderop.
Op maandag zou die besteld worden en dan zou hij er dinsdag zijn met de lijnbus. Alleen stuurde de jongen van de bandenservice in Whitehorse een goede en een verkeerde maat op. Daar Dia’s band er het ergst aan toe was hebben we die vervangen en zijn we naar Whitehorse gereden. Onderweg moest er nog een keer een plug in mijn achterband gestoken worden, het was het zevende lek. Gelukkig werden de banden vlot vervangen en konden we onze reis voortzetten. Uiteindelijk zijn een week zoet geweest met dit probleem. Daarna zijn er geen lekke banden meer geweest, ondanks dat we nog flink wat gravel hebben gezien. Een, eventuele, volgende keer gaan er dus eerst verse banden op de motoren alvorens we aan de Dempster beginnen en zeker geen all-road banden. We hebben in Whitehorse gekozen voor Heidenau Scout 60’s met Ride-on er in. Die hebben ons in de volgende 20.000 km geen problemen meer gegeven.
Ik was altijd meer met de zee bezig dan met het land. In mijn jeugd was ik vooral aan het zeilen en later aan het duiken. Mijn toenmalige schoonvader was duikinstructeur en ik werd dus al gauw ingezet als assistent. Ik wilde in die tijd marien-biologie studeren, maar een bezoek aan de Calypso van Jacques Cousteau deed mij daar van afzien. Dat ging uiteindelijk negen maanden per jaar om olieboren. Vervolgens wilde ik met een zeilboot de wereld over. Maar daar kwam gezin en werk tussen. Ik vaar nog wel steeds graag en dan vooral op schepen van anderen op de Noordzee, maar ik heb ook wel op de Atlantische Oceaan en de Middellandse Zee gevaren.
Ik heb jaren lang woon-werk gereden, het hele jaar door en daarnaast nog de pretkilometers. Zodoende kwam ik aan 50-55.000 km per jaar. Soms was het lastig want ik hield er nooit zo van om te rijden als het sneeuwde en het gebeurde wel eens dat je na een nachtdienst naar huis moest en dan het intussen gesneeuwd. Dan is het wat minder leuk. Ik had wel een pekelfiets in die tijd. Nu ben ik een mooiweer rijder, mits we niet op reis zijn. Want we zijn eigenlijk meer reizigers op de motor dan toerrijders of toeristen.
Ik ben al op veel plekken geweest in Europa en daarbuiten zodat dit een lastige vraag is om te beantwoorden. Onze reis door Canada en de USA vorig jaar, 26.000 km in drie maanden- daar waren wel heel mooie stukken bij. Vooral Monument Valley en de Valley of the Gods waren spectaculair. Maar ook de tochten met
Wat ik heel graag wil doen is van Tierra de Fuego naar Alaska rijden. Het plan was om dit najaar te vertrekken als het voorjaar begint in Patagonië. De overtocht van de motoren is al geboekt. Alleen zit ook hier de corona in de weg. Er zit eigenlijk geen tijdslimiet aan deze reis want we komen aan als we aankomen en we kunnen desnoods altijd de reis een tijdje onderbreken, mocht dat noodzakelijk zijn.