Tag archieven: Van onze motorcolumnisten

Coos op Reis: Cortina D’ Ampezzo in de sneeuw

CORTINA D’AMPEZZO IN DE SNEEUW

Het is maandag 17 juni (als Coos dit schrijft) en het is prima motorweer.

De ideale omstandigheden om onze serie Coos op Reis te vervolgen. Joepie! Zoals je in een vorig artikel al las ben ik tijdens mijn Balkanreizen even aangesloten bij mijn motorvrienden van MC Zegveld uit Nederland.

Bij MC Zegveld gebruiken wij al jaren een oud Afrikaans spreekwoord als motto: ‘Als je snel wilt gaan, ga dan alleen.

Als je ver wilt gaan, ga dan samen.
Bij MC Zegveld gaan we retever én retesnel….

De motorclub is inmiddels met 21 deelnemers volgens het draaiboek en het routeplan in Oberdrauburg (Oostenrijk) geland. Zij kwamen van ver en reden snel…

Wie of wat is MC Zegveld eigenlijk? MotorClub Zegveld is een kleine 25 jaar geleden ontstaan. Zegveld is een dorpje, in het midden van het land, een stukje ten westen van Utrecht. Daar is verder geen reet te doen. Er woont overigens geen enkel lid van MC Zegveld (meer) in Zegveld. We hebben de naam van de club nooit veranderd. En what’s in a name? Shakespeare schreef al eens: ‘ook al zou een roos anders heten, dan zou het nog steeds een mooie, heerlijk geurende bloem zijn, dus wat zegt een naam nu helemaal?’ En zo is het.

Onze motorclub telt circa 80 leden. We vormen een gewone afspiegeling van de samenleving: vrouw, man, kort, lang, dik, dun, jong en oud etc. De leden rijden allemaal op zware toermotoren en BMW is relatief stevig vertegenwoordigd. We hebben geen sjoppers of racers in onze club. We gaan te snel voor de sjoppers en de racers kunnen te weinig bagage meenemen tijdens onze lange internationale trips.

Het aantal écht actieve leden is wel een stuk kleiner dan die eerder genoemde 80. Het grootste deel van de harde kern is hier in Oostenrijk nu wel aanwezig.

We hebben een actieve motorclub. Elk jaar komt er in december een nieuwe toerkalender uit met nieuwe plannen voor dagritten, lange weekends en vakanties. We genieten per jaar met elkaar van zo maar 40 toerdagen.

Nou ja, kijk anders zelf even hier. Dan krijg je een goede indruk van ons. Een eerder filmpje uit 2017.

We slapen en eten hier in Oostenrijk de komende dagen in hotel Gasthof Post. Het is een prima hotel voor een grote groep motorrijders. Ik zou er echter met mijn meissie niet gaan zitten, dan zocht ik een wat meer romantisch hotel. En …. sinds 2020 of zo mag je in Oostenrijk binnen niet meer roken. Dat probleem is gelukkig opgelost.

Ik gaf al eerder aan dat ik hier in Oostenrijk wat minder tijd heb om een uitgebreid reisverslag van mijn belevenissen te schrijven. Ik zet jullie lezers een beetje op pauze. Maar ik heb wel mooie verslagen van de routes. En ik deel de foto’s natuurlijk. Jôh, weer ff iets anders.

Vandaag een nieuwe motordag voor en met de motorclub! We gaan het echte werk doen. De klus waar we voor gekomen zijn. Werk voor stoere vrouwen en mannen. De watjes en de Sissies blijven in het hotel of op de camping om de Libelle te lezen. Wij gaan een rondje de bergen in. En we gaan hoog. En koud. Bare Steering! Prachtige, stevig route van 300 kilometer. Genieten!

De route vandaag ziet er een beetje uit als een achtje, een soort brilletje We gaan naar het westen, naar Cortina D’ Ampezzo. Het is een fraaie en veelzijdige route. We rijden door dorpjes in Oostenrijk om daarna hoog in de Italiaanse bergen te belanden. Uiteindelijk komen we dan in Cortina D’ Ampezzo. Uiteraard stoppen we daar even. Het is mooi dorp. Tja, wel een beetje mondain, maar dat zijn wij, rijke stinkerds op onze vette BMW 1250-ers, natuurlijk ook.

Na de toegekende, maar later afgelaste Winterspelen van 1944, vonden in 1956 in Cortina d’Ampezzo de Olympische Winterspelen plaats. De schaatswedstrijden speelden zich af in het dertien kilometer verderop gelegen Misurina.

Bij Cortina zijn we al weer over de helft van onze dagroute. De rit gaat verder door de Dolomieten en weer richting het oosten, terug naar het hotel.

De dag eindigt met het verzorgen van de motoren, een biertje in het zonnetje op het terras en een warme douche. Daarna volgt het diner en maken we de avond met z’n allen gezellig met verhalen en met spelletjes. We zijn net een uitgelaten schoolreisje op kamp…

En nog wat gevangen voor The Catch of the Day.

Wil jij die bijna 100 andere motorverhalen lezen van Coos?
Ga naar deze link
//ikzoekeenmotor.nl/category/coos-op-reis/  
… even scrollen en dan kun je ze onderaan allemaal doorbladeren….

Coos op Reis: bromfietsongeval met Van der Spek

DE BALKAN – BROMFIETSONGEVAL MET VAN DER SPEK!

Vrijdag 31 mei. Joepie!

(We lezen verder in onze serie “Coos op Reis”, waarin hij ons schrijft vanuit de Balkan.)

De zon schijnt. Het wordt vandaag ruim 22 graden. Heerlijk motorweer.

Eerst even alle rommel in de caravan opruimen en de zooi bij elkaar schrapen. Wat een troep uit die koffers van zo’n motorfiets komt. Ik dacht altijd dat Janny die rommel tijdens onze vakanties maakte, maar dat blijk ik zelf te zijn. Gelukkig heeft Janny geen Facebook. Dan kan ik straks thuis gewoon blijven roepen dat ik nooit rotzooi maak.

Ik lever bij de receptie de sleutel in. Ze hoeven hier gelukkig geen eierdopjes te tellen. Zij geloven dat ik zonder zonden ben. Als enige. Ontbijten doe ik net buiten de camping, aan de rand van het dorp. Heerlijk in het zonnetje op een terrasje. Het leven is verrukkelijk.

Om 10:00 uur breng ik het beest onder mij tot leven en rijd ik weg. Slechts 165 km te gaan vandaag. Eigenlijk heb ik gewoon een vrije dag. Eindelijk ben ik eens aan de beurt.

Bij de havens van Koper rijd ik kilometerslang (!) om de modernste en grootste autoterminal van het Middellandse Zeegebied. Er komt geen einde aan. Niet normaal. Er gaan daar ruim 600.000 auto’s per jaar doorheen van meer dan twintig Europese en Aziatische merken. Indrukwekkend.


Verderop rijd ik de bergen in. De bergen liggen hier dichtbij de kust. Dat geeft schitterende uitzichten over zee. Ik zou hier best willen wonen.


Slechts twintig meter van de weg wonen bijenhuishoudens. Het zijn net gezinnetjes. Elk huishouden heeft zijn eigen gekleurde voordeur. Kijk maar. Heb ik een foto? Is de paus katholiek?

Bij Dragonja rijd ik tegen de staart van zeker een kilometer stilstaand verkeer aan. Ik ben verbaasd. Is dit een tolpoort? Maar ik zie op een bord dat ik op het punt sta om Slovenië te verlaten en Kroatië binnen te gaan. Ah, dan is het paspoortcontrole. Mens, dat gaat zo minstens een uur duren. Ik kijk op mijn navigatiescherm, zie een alternatieve weg, draai mijn motor, rijd een stuk terug, sla linksaf de 6282 op en vijf kilometer later sta ik op de 200 bij een andere paspoortcontrole. Hier ben ik direct aan de beurt. Wat een lol. Ik zit te glunderen en voel mij Dikkie Slim. Whoeiii!

De grenscontrole stelt weinig voor. Ik berg mijn paspoort in mijn binnenzak op en dender Kroatië in. Direct na de grens zie ik bij een grenswisselkantoor een bord ‘Euro -> Kuna’. Kuna? Huh? Bedoelen ze …..? De euro blijkt pas over een paar jaar naar Kroatië te komen. Uh…ik heb mij niet zo goed voorbereid, geloof ik. Nu ben ik plots weer een oetlul. Er zit géén vijf minuten tussen…

In een toeristisch dorp ram ik mijn dikke BMW de stoep op, wandel een terras op en bestel een expreszo. Die kost 8 Kuna. OK. Géén idee. Dat is ongeveer één euro, leert Koekel mij. En ik kan NIET met euro’s betalen, vertelt de ober. Maar ik heb geluk. Acht meter verderop kan ik gewoon met mijn ING-pas Kuna’s uit de muur trekken. Tien meter de andere kant op koop ik voor 40 Kuna (5 euro) een lederen portemonnee. Dan houd ik mijn geld wat beter uit elkaar.

Ik pruttel een stuk door het binnenland. Mij vallen de luxe huizen op. Er zijn zelfs huizen met zwembad. Ik zie ook veel wijnvelden en olijfgaarden. Het wemelt van de kamers, hotels en appartementen. En fietsende Duitsers. De economie draait hier op volle toeren. Maar wel af en toe een verkeersdrempel. Dat zijn die Nederlandse ambtenaren daar komen vertellen zeker.

Ergens aan de weg zie ik stevige rookwolken omhoog kringelen. Ik heb geen idee wat het is. Het lijkt uit een soort oventje te komen. Verrek, ze roosteren gewoon een heel varkentje. Net zoals in de films van de Middeleeuwen. Fotooo! Wel zielig voor dat knorretje.

Even voor tweeën is het tijd voor de lunch en nuttig ik een salade. Ik wacht nog even met het opeten van een varken. Maar ook bij dit restaurant braden ze biggetjes aan het spit. Het zal wel een traditie zijn. Zoals de Poulet Roti in Frankrijk.

Maar liefst 47 Kuna reken ik af. Voor een cola en een tonijnsalade. En wat brood. Dat is € 6,20. Nou, ik kom hier noges terug. Zeker weten. De benzine kost overigens circa € 1,30.

Ik vind vlakbij Pula op een grote camping een caravan. Slechts 50 meter van zee. Prima. Ik blijf hier twee of drie dagen en ga de buurt eens verkennen.

BROMFIETSONGEVAL MET VAN DER SPEK

Ik wijk een stukje van de route af, op zoek naar een expreszo of een ijsje. Wat het eerst komt. Zachtjes rollen mijn BMW en ik een dorpje aan de kust binnen. Ik geniet van de oude huizen en de gezellige straatjes.

Er is wat tegemoetkomend verkeer. Er rijdt een auto achter mij. Er lopen wat wandelaars op het trottoir. Voor mij een normaal verkeersbeeld. Ik zie in een flits iets van links naar rechts schuiven en plots rolt een seniorenechtpaar over het sterk verouderde asfalt achter een licht scootertje aan. Het plastic maakt een erg naar schurend geluid. Het valt mij op dat de dame raar op haar rug valt en angstvallig moeite doet om haar beide benen in de lucht te houden. Dat lukt grotendeels.

Ik rem, zet de alarmlichten van mijn motor aan, laat alle andere lichten branden en zet mijn kasteel een beetje schuin midden op de weg. Op die manier scherm ik met mijn burcht het echtpaar van het overige verkeer af en probeer ik erger te voorkomen.

Ik schop mijn zijsteun uit, stap af en loop vervolgens de weg op, stop het tegemoetkomende verkeer en help de dame, samen met haar partner, overeind. Zij is aangeslagen. Ik dirigeer haar naar het veilige trottoir. Iemand van een winkeltje biedt een stoel aan. Haar man en vriendinnen staan er wat bedremmeld bij.

Pas na een paar minuten is ze wat helderder. Ik heb pas twee nieuwe knieën, stamelt ze. Ah … vandaar de reflex en die beentjes in de lucht…, bedenk ik mij. De vrouw draagt een zomerse driekwartbroek en is aan benen, armen en handen flink geschaafd. Het ziet er allemaal naar uit.

Ik haal mijn motorfiets van straat en pak mijn vorig jaar nieuw aangeschafte EHBO-tasje uit mijn topkoffer. Daar zitten ook chirurgische wegwerphandschoenen in. Samen besprenkelen we alle gemene schaafwonden met Betadine. Wat stukken keukenrol en een paar pleisters uit mijn tasje op haar voeten, beperken verdere schade. Ze kalmeert wat van alle zorg. Van de winkelmevrouw krijgt ze een glaasje water.

Ze heet …..Tonny Pols – van der Spek, zegt ze. En ze komt uit Vlaardingen. Ergens moet het familie zijn. Haha, wat is onze enorme wereld toch klein. En wat een toeval.

Ze is erg dankbaar. Ik ben haar reddende engel en krijg een hééééle dikke knuffel. Míjn dag is weer goed. Móói avontuur met De Spekkies beleefd!

Nog wat plaatjes voor The Catch Of The Day?

Coos op Reis: DE ONGEDULDIGE

DE ONGEDULDIGE

(Verslag nummer 55 in onze serie Coos op reis.)  Strakblauw.  Het wordt een mooie dag. Een graad of 23, schat ik. Prima weer om iets te ondernemen. Factor 50, korte broek en tien blote tenen in de sandalen. Truitje mee voor vanavond. Fles water en mijn e-reader in het rugzakkie en op weg.

Ik ontdek bij de receptie waarom de prijs per nacht nu lager is: het restaurant en de bar gaan woensdag pas weer open. Er is nu niks. Nou, lekker dan.

Een kilometer verder vind ik een mooi plekje voor het ontbijt. Vlakbij de bushalte en dat komt goed uit, want vandaag ga ik een dagje naar het oude Livorno, een kleine tien kilometer naar het noorden. Met de bus heen en dan terug wandelen. Slechts 22 kilometer op blote voeten in sandalen te gaan vandaag. Piesofkeek.

Dit blijft voor mij een goede combinatie: één of twee daagjes motorrijden, een dagje aan het strand en een dagje wandelen en wat cultuur snuiven.

Livorno noemt zich graag Nieuw Venetië. Maar dat komt vast omdat Livorno de ‘jongste’ grote stad in Toscane is. De stad stamt slechts uit de 15e eeuw. Ik heb een lijstje van de dingen die ik vandaag graag wil gaan zien.

Maar eerst haal ik bij de apotheek de door mijn achternicht Fabienne geadviseerde oogdruppels. Zij heeft jaren in Italië gewoond en kent de goede dingen van Italië. Samen met de neusdruppels van motormaat en dokter Hans moet het nu in orde komen.

Fortezza Nuova valt mij tegen. Ik had er veel van verwacht. Het is absoluut niet fotogeniek. Het fort is verwaarloosd en onderdeel van een park. En dan trekt dat toch ander publiek. Ik zie veel graffiti op de muren. Het fort is ook half overwoekerd met onkruid en bomen en struiken.

Er is wel een gedenkplaats van de scheepsramp die daar in 1991 plaatsvond. Daar kwamen 140 mensen bij om. De veerboot botste op een voor de kust liggen de tanker. Allemaal niet zo heel bijzonder, maar deze boot heeft tot 1984 als de Koningin Juliana op de lijn Hoek van Holland-Harwich gevaren. En nu ben ik plots weer heel dichtbij huis.

Ik ontdek het prachtige standbeeld van De Vier Moren. Het standbeeld symboliseert de overwinning op de piraterij rond 1600. De familie Dei Medici heeft een belangrijke rol daarin gespeeld. Er is één plek waar je alle vier de neuzen van de piraten kunt zien. En als je díe plek hebt ontdekt, dan brengt dat geluk. Ik heb ‘m gevonden. Gelukkig maar, ik heb immers zoveel pech in mijn leven.

Ik heb de blanke heerser, die boven de Moren op het standbeeld staat, maar van de foto afgesneden. In de tijd dat ik mijn reis maakte, zeurde niemand nog over zwarte Piet, maar die is in 2020 door de middenstand definitief afgeschaft. Of we het willen of niet.

Mijn iPhone hoesje is kapot gegaan. Peperduur lederen ding van Nederlandse makelij. Rond de 50 euro voor betaald. De kwaliteit is eigenlijk absurd slecht. Dus ik loop bij zo’n Chinese shop naar binnen. Voor 5 euro heb ik ff een ander hoesje. De keuze was reuze…

Monter wandel ik naar de Cattedrale di San Francesco uit 1595. Hij is echter dicht. Dat had ik niet verwacht.

Ik wandel langs de zeekant terug richting de camping. Hardlopen is erg populair in Italië. Ik kom zeker 200 hardlopers tegen. Ik voel mij schuldig. Ik heb alle hardloopspullen bij mij en ben nog niet één keertje gaan hardlopen. Het komt er gewoon niet van. Ik heb het te druk. Haha.

Onderweg drink ik op een terrasje nog even een dubbele espresso. En daar leg ik een werkelijk prachtig tafereel vast. Dat ga ik even uitleggen…

DE ONGEDULDIGE

Een moeder en haar toch niet meer zo piepjonge zoon zitten bij mij in de buurt op het terras. Ik zie ze vanuit mijn ooghoek en kan ze vanachter mijn donkere glazen in de gaten houden. OK, bespieden dan.. En een beetje achter mijn vuistje grinniken.

Zoonlief geniet zichtbaar van zijn vette hap die mama voor hem heef gekocht. Hij duwt de voedzame maaltijd met van het vet glimmende vingers naar binnen. Dat doet hij niet voor het eerst, zo aan zijn buik te zien. Hij drinkt er een blikje met mierzoete limonade achteraan. Van de schreeuwerige kleuren op de verpakking van het blikje schiet spontaan mijn suikerspiegel omhoog.

Moeder drinkt een alcoholisch drankje. Daarnaast rookt ze als een schoorsteen om de beurt sigaretten en sigaartjes. Ze praten ook niet met elkaar. Het gaat ze duidelijk om het eten, drinken en roken. De zoon rookt niet. Dat is ongezond. Tja joh, iedereen heeft recht op zijn eigen verslaving. Wees eerlijk, dat gejakker op die motorfiets en dat gehang op het strand van mij, is ook niet normaal.

Als zoon al zijn troep op heeft, dan stelt hij zijn moeder direct voor om weer te vertrekken. Ik zie het aan de knik van zijn hoofd. Ik proest het bijna uit.

Moeder wijst echter achteloos op haar nog half gevulde glas en steekt nog een sigaret op. Het ritueel van ma duurt nog wel tien minuten…

Nou, en dan begint het grote ijsberen van zoonlief. Van de rand van het trottoir en weer terug naar de tafel. En kijk ma lekker rustig zitten. Wat een prachtig fotomoment voor mij. Het ongeduld druipt als bakvet van de foto…

Coos op Reis: PERSPECTIEF

Coos van der Spek vervolgt zijn motorreis. Drie maanden door Zuid-Europa, we lezen zijn 14e verhaal vanuit Spanje.

De wekker loopt om 07:00 uur af. Het is koud in het huis. Ik heb niet zo goed geslapen. Geen idee.

Ik plaatste gisteravond mijn reisverslag heel laat op de avond en noteer ‘s morgens vroeg al méér dan 35 reacties.

Mijn Facebookvrienden hebben ook niet zo goed geslapen, denk ik.

Ik ruim de laatste spullen op en laad alles in en op de motor. Das best even een werkje. Ik zie haar onder het gewicht diep in haar vering zakken.


Maar dáár heeft zo’n BMW R1200 GS Adventure een mooie oplossing voor: ESA. Dat staat voor Electronic Suspension Adjustment. Ik pas vóór vertrek met één druk op de knop aan het stuur mijn vering elektronisch aan. Ik voel de GSA zichzelf oppompen. Zij staat weer recht. Verder kan de vering van de GSA o.a. in de ‘harde’ stand staan. Dat gaat ten koste van het comfort, maar het geeft ook wel meer stabiliteit in de bochten. En dat is nodig met deze bepakking.

Overigens kan ik óók de dynamiek van het motorvermogen op het stuur aanpassen. Voor elk rij-karakter is een modus. Als het regent, als ik gewoon wil toeren of als alles lekker dynamisch en fel moet zijn. Prachtige techniek en allemaal bereikbaar onder wat knopjes.

Om 09:30 uur heb ik het ontbijt achter de kiezen, de sleutels bij het buro ingeleverd en dender ik het dorp uit. Het is prachtig weer en er staat een stevige bries. Ik gooi de machine een paar keer links en rechts om weer even aan het gewicht te wennen.

In Mazarrón vul ik de werkelijk enorme brandstoftank van de GSA voor een prikkie met benzine. Lekker dik dertig liter aan extra gewicht voorin hangen. Is goed voor de balans. Ooit was ik met een reisgenoot ten zuiden van de Pyreneeën. Mijn maat vroeg of ik moest tanken. Welnee, antwoordde ik, dat heb ik vorige week toch nog in Utrecht gedaan… De motorwereld kenmerkt zich door sterke verhalen.

Omdat de route veelal door de bergen voert, verwacht ik onderweg weinig horeca. Als ik plots door een stadje rijd waar de supermarkt wél op zondag open is, sla ik mijn slag. Bij twee bakken lekkers staat geen tekst, dus die kies ik allebei meteen. Met handen en voeten ritsel ik een plastieke vork en bezweer de blozende Spaanse señorita dat ik mijn héle leven van haar zal blijven houden.

De weg slingert omhoog en de wind is ondertussen tot stormkracht aangetrokken. Bij Puerto Lumbreras werp ik vanuit de verte even snel een blik op Castillo de Nogalte. Ik kijk vlug weer voor mij. Ik moet echt mijn aandacht op de weg houden.

Inmiddels waarschuwen borden boven de weg voor extreme wind en windstoten. De storm buldert om mijn Beierse kasteel en fluit en giert door alle schietgaten.

Niet normaal. Ik zie lege containers omvallen, reclameborden aan barrels gaan, afgewaaide palmboombladeren op de weg liggen en grote stukken losgelaten landbouwplastic door de lucht vliegen. Ronde, verdorde struiken bolderen sinister als verlaten geesten over de weg. Tumbleweeds uit horrorfilms!

Maar het is wél gewoon strakblauw en 18 graden in de bergen.

Ik heb weinig plezier op de motor. Het is gevaarlijk. Door de wind bonkt en schudt en steigert de zwaarbeladen BMW enorm. Als ik een bocht neem, en daardoor van rijrichting verander, ligt de wind op de loer om de motor en mij te grazen te nemen en ons een greppel in te flikkeren. Ik schroef het tempo terug. Het is te tricky. Jôh, ik ben gewoon een ouwe kale Sissie. Ik geef het toe. Maar ik kom vanavond wél veilig aan. Dat dan weer wel.

Ik rij onderweg door de beroemde Tabernaswoestijn. Het is de enige woestijn in West-Europa. De zon schijnt er 3000 uur per jaar. In de jaren zestig zijn hier veel westerns door regisseurs zoals Sergio Leone opgenomen. Eén daarvan is de bekende film The Good, The Bad and The Ugly.

De woestijn is nu een beschermd natuurgebied van zo’n circa 300 vierkante kilometers. Het ziet er daar vreselijk stoer uit. Kicken, man! Maar nu snel weer voor mij kijken en op de weg letten.

Waarschijnlijk hou ik door de bulderende wind het stuur te stevig vast. Ik krijg extreme kramp in beide handen. Mijn vingers staan gespreid en ik kan soms mijn duimen niet meer opponeren. Ik moet er voor afstappen en pauzeren. Ik doe ontspanningsoefeningen, eet een banaan, drink voldoende water, plas, heb op grotere hoogte de handvatverwarming aan en probeer het stuur meer losjes vast te houden. Het helpt wel, maar eigenlijk komt het de hele dag elke keer terug.

Ik zal mijn hulptroepen van thuis eens aanroepen, bedenk ik mij. Dus ik vraag via Facebook dokter Hans Den Ouden, onechte nicht en coureur Nikki van der Spek, instructeurs Stephan Moerkerken en Bert Duursma en ervaren motoragent Dennis. Hoe voorkom ik het? En wat doe ik verkeerd? Dan zie ik de kracht van social media. Ik krijg mijn antwoorden. En natuurlijk houd ik het stuur te stevig vast en moet ik meer ontspannen. En moet ik voldoende eten en drinken. En moet die klerewind een keer ophouden, mopper ik in mijzelf…

Na 300 km vind ik rond half zes een hutje op een strandcamping bij Almería.

De camping telt 700 plaatsen en was in december vol, aldus een Engels echtpaar. Als je meer dan 100 dagen blijft, dan krijg je 60% korting. Maar ik blijf zoveel dagen niet, dus ik betaal € 53,- per nacht. En aan mijn zo slim aangeschafte speciale ACSI-kortingskaart heb ik geen reet. Die geldt alleen voor een tentje.

Owja, en ik moet minstens twee nachten blijven. Maar het hutje is veel groter dan mijn tent, ik kan morgenochtend poepen op mijn eigen doossie en daarna onder mijn eigen douche stappen. In die volgorde trouwens. En al mijn spullen staan hier achter slot en  grendel en mijn motor in mijn eigen tuin, op mijn eigen oprit. Voor € 53,- per nacht terug naar de jaren zestig, terug naar The Good, The Bad and The Ugly. Wat een goudmijn hebben ze hier aangeboord. Kleredieven. Jôh, wat kan mij het schelen…

PERSPECTIEF

Ok, ik zal eerlijk zijn. Ik zie mijzelf best wel een beetje als de grote flinke ik-durf-alles-reiziger. Stoere motor, voor een wereldreis beladen, slaapzakken en tentje en kookspullen mee, grote stoffige laarzen aan, intermediate handschoenen, navigatie en natuurlijk als een wijze uit het oosten een landkaart van Spanje en Portugal zichtbaar onder het ruitje van de tanktas. Heb je het beeld een beetje? Dat beeld ff vasthouden dan…

Ik heb benzine getankt. Ik sta nog een beetje te dralen, slokje water te drinken, mijn bepakking te controleren en zo. Komt de dame achter haar kassa vandaan om te vragen of ik soms ‘assistentie nodig heb bij het tanken’….

Jemig, ben ik toch plotseling weer zo’n hulpbehoevende ouwe bejaarde in Spanje…. Whoeii! Teringjantje….

Hans en Dia, onderweg naar Alaska

“Let’s go North- The Northern Rockies & de YukonTerritories.”

Hier het volgende reisverslag van onze vaste columnist Hans den Ouden, die samen met zijn vrouw Dia deze reis maakte in 2019:

In 2019 reden we vanuit Vancouver naar het noorden. Van Teslin naar Takhini Hotsprings en voorts naar Dawson City.

We reden rustig aan, een kleine 250 km. We kwamen langs de Miles Canyon, vlak voor Whitehorse. De Miles Canyon is een prachtige plek waar je leuk kan wandelen, zoals we dan ook gedaan hebben. De wanden bestaan uit gestolde lava. De lavawand is 110 meter diep en 8.5 miljoen jaar gelden ontstaan. Een indrukwekkend stukje van de Yukon Rivier.

Grappig was dat er midden in het bos een stel muziek zat te maken, een gitarist en een violiste. Niet voor het geld, maar gewoon voor de lol.

 

Iets noordelijker rij je dan Whitehorse binnen en na korte tijd kom je langs de SS Klondike II. Dat was het tweede schip met die naam. Deze schepen werden gebruikt op de Yukon voordat de weg van Whitehorse naar Dawson City er was. Begin jaren 50 werd het schip overbodig en werd er een cruiseschip van gemaakt, alleen daar bleek geen vraag naar. Uiteindelijk werd het, net voor de sloop, gered en nu is het een National Historic Site of Canada.

Whitehorse ligt op km 1426 van de Alaska Highway in het zuiden van de Yukon. Het is de provinciehoofdstad en de plaats waar veel mensen komen om boodschappen te doen. Er zijn veel buitensportzaken en andere winkels.  Er zijn ook meerdere motordealers (o.a. Honda en Yamaha).

De eerste (westerse) bewoners in dit gebied waren overigens Russen en Aziaten. Dat waren pelsjagers.

Weer een klein stukje noordelijker kom je bij de Takhini Hotsprings waar we gingen kamperen en in het warme water wilden dobberen.

Een leuke camping met veel ruimte.

Er liep zelfs een vosje over de camping. In de middag gingen we in de Hotsprings liggen. Nu waren we reeds in de Liard Hotsprings geweest waar je echt in een natuurbad ligt en dit is meer een zwembad met warm bronwater. Een deel was zo warm dat je het er maar een paar minuten volhoudt, dan zwem je naar het volgende bad waar het wat minder heftig is. De bron is al ruim 100 jaar bekend en in gebruik om in te baden. Al luierend daar spraken we twee dames die onderweg waren naar het zuiden en net van de Dempster Highway afkwamen. De Dempster is een onverharde weg en Dia moest daar tot dan toe niet zoveel van hebben. Evenwel, het enthousiasme van de dames was zo groot, dat we besloten die weg te gaan rijden. De Dempster is 740 km lang en eindigt in Inuvik.

Dan kan je nog een eindje verder naar de Arctic Ocean, daar ligt Tuktoyaktuk (in de volksmond Tuk geheten). Grappig is dat Tuk vroeger Port Brabant heette. Er wonen ongeveer 1000 mensen in 283 huizen, vrijwel allemaal mensen van inheemse stammen. Dit stuk van 140 km werd gepland in de jaren 70 van de vorige eeuw, maar was uiteindelijk pas in November 2017 klaar, het kostte $300 miljoen!

Hoe de tocht over de Dempster verliep beschreef ik reeds in een andere column.

Na twee nachten op de Takhini camping gingen we verder de Alaska Highway op richting Dawson City, na korte tijd buigt de Alcan af naar het westen en ga je verder op de Klondike Hwy. Onderweg zagen we grote bosbranden en zelfs vlak langs de weg. Best wel spannend als het zo dichtbij komt.

Er zijn veel bosbranden in Canada. De grootste oorzaak daarvan is de hogere temperaturen tegenwoordig, vooral in de winter. Daardoor gaan de “Mountain Pine Beetles” niet dood en deze kevers hebben veel naaldbomen gedood, die dan vervolgens makkelijk afbranden.

Tegenwoordig zijn er regelmatig bosbranden ten noorden van de poolcirkel, dat kwam vroeger zelden voor. Je ziet ook hele bossen die er bruin uitzien, je denkt het lijkt wel herfst, maar het zijn dus dode bomen. Het viel me trouwens deze zomer in Frankrijk ook op dat er daar ook zo veel dode naaldbomen waren. Naar ik begreep is dat ook het gevolg van een kever.

De afstand van Whitehorse naar Dawson City is 532km over de Klondike Highway.

Dawson City is een goudkoorts stadje. De Klondike Goldrush. Nu wonen er nog 1375 mensen maar in 1898 waren hier kampen van goudzoekers met 40.000 mensen. Een van de beroemdste inwoners was Jack London, die er The Call of the Wild schreef (dat stond op mijn eindexamen boekenlijst Engels op de HBS). Er wordt nog steeds goud gedolven overigens, maar niet zoals vroeger.

Het stadje leeft nu vooral van het toerisme. Het is nog grotendeels in de oorspronkelijke staat. Door het ontdooien van de permafrost zijn er wel flink wat huizen aan het wegzakken, die staan daardoor helemaal scheef. Je kan je in de zomer nauwelijks voorstellen dat het 9 maanden per jaar winter is en de temperatuur daalt tot rond de -25°C en zelfs -40°C.

We zagen toevallig een aankondiging van een lezing in het dorpshuis van een gezin met drie jonge kinderen, dat een jaar in het achterland had gewoond. We besloten om er heen te gaan. Ze toonden veel prachtige natuurfoto’s en vertelden over hun belevenissen.

Het gezin besloot om een jaar samen in de wildernis te gaan wonen, in een zelfgebouwde hut om eens goed tot elkaar te komen en omdat het kon. De hut moesten ze zelf bouwen en de reis er heen werd gemaakt in een paar rubberbootjes. Indrukwekkend.

Vlak buiten Dawson City kan je een stukje de heuvels in rijden en daar vind je nog een gouddelfmachine. De Dredge No.4, zie foto, was de grootste van deze drijvende fabrieken. Het principe is hetzelfde als zeven met een pan, alleen dan in het groot want deze “dredge”kon 4.000 m3 per dag zeven. In totaal werd er met deze machine 8 kubieke ton goud gedolven in 46 jaar. Op het hoogte punt wasten ze 23kg goud uit per 3 à 4 dagen.

Er zijn twee campings in Dawson, de ene is in het stadje zelf maar die is totaal ongeschikt om te tent-kamperen. Wel kan je er douchen voor $2.- Het is gewoon een geasfalteerd parkeerterrein voor RV’s. De andere camping is aan de overkant van de Yukon en je moet dus met de pont naar de overkant. Daar is dan een camping zonder faciliteiten, zelfs geen kantoortje of park ranger. Je moet een formulier invullen op een enveloppe met de data van aankomst en vertrek en het verschuldigde geld stop je in die enveloppe. Een stukje scheur je er af en dat bevestig je aan de paal bij je plek zodat iedereen weet dat die plek bezet is.

De hoeveelheid muggen was ook hier weer heftig. Daarom gingen we snel koken en dan de tent in. Door die muggen lagen we dan wel weer vroeg in bed.

Het plan was om hier vandaan de Dempster Highway op te rijden. Daarom gingen we naar het Tourist Office voor advies en ontmoeten daar een Fries die er werkte en tevens een motorrijder bleek te zijn.  Over de Dempster schreef ik een aparte column. Een van de dingen die we leerden was dat de afstand tot de eerste benzinepomp 400 km was- in Eagle Plains. Daar we niet zeker wisten of Dia dat zou redden op een tank, stelde hij voor dat we na zijn werk bij hem thuis kwamen om een jerrycan op te halen voor 5 L reservebenzine. Na de tocht zouden we hem weer terugbrengen. Zo gemakkelijk zo als dat gaat met alles daar en hoe bereid iedereen is om te helpen, dat vind je in West-Europa zelden meer.

Volgende keer: Alaska!

Motorreizen is leren

Onderstaand verhaal is geschreven door motorreiziger Hans den Ouden, één van de vaste motorcolumnisten van Ikzoekeenmotor.nl. Samen met zijn vrouw Dia maakt Hans prachtige reizen!

LET’S GO TO THE OTHER SIDE: De Dempster Highway in Canada

(Reizen is leren.) Eind 2018 ging ik met pensioen na bijna 40 jaar gewerkt te hebben als kinderarts. Ik kom uit familie met veel reizigers.

Dia houdt gelukkig ook van reizen en motorrijden. Ik had al jaren het plan om na mijn pensioen op reis te gaan en het leek ons fantastisch om dan om te beginnen een reis te maken naar Canada en Alaska. Maanden van plannen en routes bedenken gingen vooraf aan dit project. Nou ja, we kwamen eerst nog een maand in India terecht, dus helemaal gepland was alles ook niet.

De motoren werden overgevlogen naar Vancouver in BC, Canada en na enkele familiebezoeken gingen we naar het noorden. Dit verhaal gaat over de Dempster Highway in de Yukon.

De motoren waren van nieuwe banden voorzien toen we vertrokken en de reis verliep zonder problemen. In een andere column zal ik daar over schrijven.

Op een middag zaten we in een hotspring en raakten aan de praat met twee dames die helemaal enthousiast waren over de Dempster Highway en vonden dat we die zeker moesten rijden.

Bij aankomst in Dawson City hadden we er inmiddels 5000 km opzitten. We gingen naar de Tourist Information Center en spraken daar uitvoerig met een van de medewerkers. Het bleek een Fries te zijn, die ook nog eens motorreed. Hij reed de Dempster elke jaar wel een keer. Het is een 740 km lange gravelweg en je moet de zelfde weg terug. De weg eindigt in Inuvik en dan kan je nog een kleine 150 km verder naar Tuktoyaktuk aan de Arctic Ocean. Dat laatste stuk is diepe gravel en er zijn geen hotels, dus je moet dezelfde dag weer terug naar Inuvik.

De eerste benzinepomp bleek in Eagle Planes te zijn, na 400 km. Op de hele weg is er geen telefoon ontvangst, er woont ook niemand op dat stuk. De Fries leende ons een jerrycan met 5 liter benzine, voor het geval Dia’s R1200 GS tekort zou komen. Mijn R1200 GSA had uiteraard voldoende actieradius.

De volgende ochtend vroeg gingen we vroeg op pad want 400 km gravel op een dag is een beste afstand.

Eagle Plains haalden we zonder problemen. We hadden besloten een hotelkamer te nemen, maar het hotel bleek vol. Er naast ligt ook een camping, dus sloegen we de tent op. De volgende dag reden we verder en al vrij snel hadden we de eerste lekke band en daar zouden er nog een aantal van volgen.

We hadden ons verkeken op wat de gewone all-road banden konden verdragen op de scherpe gravel en waarschijnlijk hebben we ook wat te hard gereden, hetgeen de kans op lekrijden vergroot. Het landschap is overigens betoverend en ik zou het zo weer doen, maar dan wel beginnen met verse banden.

Op het laatste stuk van de terugweg ging het mis. Dia had een gat in haar achterband dat zo groot was dat het niet meer geplugd kon worden. Ook twee pluggen hielden het niet, het bleef lekken. We reden een uitwijkplaats op en gingen onze opties afwegen. Na korte tijd reed er een campertje de parkeerplaats op. De camper was van Oskar en zijn vrouw Ursula. Zij hadden hun spullen achter moeten laten tijdens een trektocht en gingen die ophalen, dat was een tocht van 4 dagen lopen. Ze waren al drie jaar onderweg met hun Toyota Landcruiser camper vanuit Ushuaia naar Alaska.

Ursula kookte voor ons en we mochten hun camper lenen, zodat we enigszins mugvrij de dag door konden brengen terwijl we wachtten op de tow-truck. Die tow-truck ben ik gaan bellen in het wegwerkers station, 160 km verderop. Ze kwamen de volgende dag om 17:00 uur en we waren zodoende om 23:00 weer in Dawson City, op een vrijdagavond.  Gelukkig was er nog een hotelkamer voor een nacht beschikbaar. Uiteraard was er geen band van de juiste maat te krijgen in Dawson. Wel in Whitehorse, 400 km verderop.

Op maandag zou die besteld worden en dan zou hij er dinsdag zijn met de lijnbus. Alleen stuurde de jongen van de bandenservice in Whitehorse een goede en een verkeerde maat op. Daar Dia’s band er het ergst aan toe was hebben we die vervangen en zijn we naar Whitehorse gereden. Onderweg moest er nog een keer een plug in mijn achterband gestoken worden, het was het zevende lek. Gelukkig werden de banden vlot vervangen en konden we onze reis voortzetten. Uiteindelijk zijn een week zoet geweest met dit probleem. Daarna zijn er geen lekke banden meer geweest, ondanks dat we nog flink wat gravel hebben gezien. Een, eventuele, volgende keer gaan er dus eerst verse banden op de motoren alvorens we aan de Dempster beginnen en zeker geen all-road banden. We hebben in Whitehorse gekozen voor Heidenau Scout 60’s met Ride-on er in. Die hebben ons in de volgende 20.000 km geen problemen meer gegeven.

Vanaf Whitehorse zijn we de Alaska Highway opgereden richting Fairbanks, Alaska en we hebben de route dus wat verlegd.

Wil je de beelden ook via Youtube bekijken, dat kan via: