Tag archieven: Bart Meijer

Een motor met kuip, is dat voor echte bikkels?

Vandaag publiceren we motorverhaal 4 van Bart Meijer (Facebook).  Bart geeft ons als gastblogger een kijkje in zijn jongere motor-jaren. Bart Meijer (LinkedIn) woont op een boerderij in Kroatië, heeft passie voor motoren, weet veel over vergeten groenten en luistert naar zijn hart.

“Na mijn ervaringen met de Kawasaki LTD 305 had ik het wel gezien met de snaar aandrijving, een ketting was mij te veel gespetter en gesmeer. Om eens de cardan te ervaren, probeerde ik een tijdje de Suzuki Katana GS650G. Misschien was deze motorfiets een poging om mijzelf te genezen van het idee?

Die motor zag er goed uit, apart en deed me wat denken aan mijn vroegere Honda CB550 four, met zijn dwars geplaatste 4 cilinder. Het genieten duurde maar even. Uiteindelijk was het toch mijn motor niet, er zat goed snelheid in maar de wegligging en het dwingen van het frame gaf me geen vertrouwen. Daarnaast was het ook een piep, krak, tuut motor die teveel storingen gaf door een kapotte kabelboom. Hij voelde onveilig, had een beroerde zithouding voor mijn inmiddels slechte rug en het was schrikken van dat spontane getoeter of opeens knipperende verlichting.  Ik had geen zin meer om er aan te sleutelen. Ondanks de cardan was dit niets voor mij, niet meer mijn stijl, toch te kaal en te koud voor deze bikkel, dus weg ermee.

Ik ging verder kijken, van kaal naar kuip. Nou reed indertijd mijn vader op een kale Honda CX 500, een 2 cilinder V motor met een leuk geluidje en een eigen karakter. Deze motor had ook cardan-aandrijving, die je alleen elk jaar eens wat moest smeren en de rest van het onderhoud was ook makkelijk. Na een klein rondje rond Zwijndrecht en Dordrecht was ik verkocht, maar dan niet aan dit model, er was er namelijk ook een model met een kuip. Dus ik ging op zoek naar een Honda Silverwing, en vond een GL500D Interstate, met acceleratie pomp. Ik was de koning te rijk, wat lekker rijden was dat! Geen nat kruis meer na wat regen en ik kon zelfs roken op de motor tijdens de rit. Het frame liet je ook weleens voelen alsof de achterkant licht kwispelde, niet zo prettig, maar voor de rest gleed het vooruit. Deze motor had karakter, was eigenwijs maar handelbaar, vergaf me mijn foutjes waardoor ik ook zijn foutjes voor lief nam. Er zat weer plezier onder mijn kont, zelfs de vriendin ging graag mee om te toeren en we hadden ruimte zat om van helmen en jassen af te komen voordat we in een mooi stadje of dorpje zonder
gesleep een verfrissing haalden. Wat een fijne, eigenwijze motor, een karakter wat bij mij paste.

Nou had mijn grote broer een stapje grotere Honda GL650 Silverwing gekocht een half jaartje later, want ja, het kon ook groter. Eerlijk gezegd, was ik een beetje jaloers, totdat we een keer samen een toer reden. Hij kon me niet bijhouden want ik had, jawel, een acceleratiepomp! Wat een grap bij stoplicht na stoplicht, ik was er telkens sneller vandoor en kreeg nog meer respect voor mijn eigenwijze motor. Meestal reed ik niet hard met mijn Silverwing, maar af en toe ging ik wel even goed op het gas, lekker. Heerlijk luisterend naar het mooie motortje onder me. Nee, ik had op mijn luxe bike geen radio nodig, hij maakte zelf muziek.

Dan zie je opeens een videoclip van Prince, Purple Rain waar hij op de zelfde motor rijd, dan voel je jezelf, de ‘prince te rijk’. En dan krijg je van iemand in de buurt een Reliant Robin, “Omdat je het zo koud hebt elke keer”? Ik zeg lief “Oh geweldig, dankjewel” en bedacht me wat ik in hemelsnaam met zo’n 3 wieler moest.

Even luisteren naar Purple Rain? Check:

Wil je alle verhalen van Bart Meijer op onze site lezen? Ga naar:
//ikzoekeenmotor.nl/tag/bart-meijer/

Over motorjassen, motorjacks en motorhesjes

We lezen motorverhaal 3 van Bart Meijer (Facebook).  Bart geeft ons als gastblogger een kijkje in zijn jongere motor-jaren.
Bart Meijer (LinkedIn) woont op een boerderij in Kroatië, heeft passie voor motoren, weet veel over vergeten groenten en luistert naar zijn hart.

Ik ben misschien een oldtimer, oldskool wellicht, maar ik reed vroeger op de motor met een leren jack. Niet zo’n glimmend zwart exemplaar, nee dat was mijn stijl niet. Het was zo’n ruw motorjack dat net geen suède was, maar geschuurd leer.

Lekker handig, want als je dan een keer over het asfalt schuurde dan zag niemand er wat van.

Er zat niet zoveel beweging in, maar met een sjaaltje om de nek was het comfortabel. Ik heb er zeker 3 tot op de draad van de voering versleten, totdat ik een textiele jas probeerde van de Duitse groot grutter. Dat was wel een ding zeg, soepel licht, sterk, maar ik dwaal af het was niet de bedoeling over jassen te schrijven.

Het Gas Biker Vest, te koop in de vestigingen van Motorkledingstore.nl.

Op het werk, lang voor ik les gaf, liep er een man rond met een motorhesje. Het was te vergelijken met dit leren hesje (foto boven uit de collectie van Motorkledingstore.nl. Altijd, wat hij ook deed en wat hij ook droeg, het motorhesje had hij erover aan. Ergens intrigeerde me dat, waarom doe je zoiets, vast niet omdat het zo comfortabel is?

Na een tijdje vroeg ik dat eens, en hij vertelde trots dat hij lid was van een motorclub. Hij moest dat hesje dus altijd dragen, om te tonen dat hij lid was, en bij “de familie” hoorde. Zou die met dat hesje ook gaan zwemmen, of naar de sauna gaan?

Gouden kerel overigens, stond altijd voor iedereen klaar. Hielp elk team, stond op voor de kleintjes, een beetje zo’n padvinders leider. Maar met hesje en al, kwam hij wel telkens met de auto, vreemd. Bij navraag vertelde hij, dat hij zijn Harley aan het repareren was.

Op een gegeven moment vroeg hij of wij, mijn vrouw en ik, ook eens naar de club kwamen. Daar hadden ik en mijn vrouw wel oren naar. Er zou een klein optreden zijn, dat maakte het nog leuker. Dus het volgende weekend hebben we ons in onze leren jassen gestoken, daarover een all-weather overall want het sneeuwde en was flink koud. Daar aangekomen stond het parkeerterrein vol, met auto’s, echt hé! Een stoere, wel erg brede broeder in een glimmend zwart motorjack met daarover zijn hesje kwam naar ons toe: “Meneer en mevrouw, bent u uitgenodigd?”

Overall, Bering, regenpak via Motorkledingstore.nl

Ik vertel de man, dat wij uitgenodigd waren door Marcel, en hij heette ons hartelijk welkom. Binnen werd mijn vrouw onbeholpen maar vriendelijk beet gehouden door een breed uitziende biker met een dikke smile, terwijl ze zich uit haar regenpak wurmde. “Waarom zijn jullie met dit weer op de motor gekomen??”

“Nou” antwoordde ik de man “het is een motorclub en we hebben alleen maar een motor.” Een instemmende glimlach en een knikje van respect was het antwoord.

Wij zijn er nog een paar keer geweest, gezellig, maar het is niets voor mij om gebonden te zijn. Leren vestjes zijn ook mijn ding niet, veters in mijn schoenen vind ik al lastig dus die wil ik ook niet in een hesje.
En nee, met een hesje aan ga ik niet naar de sauna.

“veters in mijn schoenen vind ik al lastig”

Nu, jaren later, word ik uitgenodigd door de motorclub in mijn buurt. Gezellig, geen full colour maar een gewone tourmotorclub. Ook dit zijn weer mensen die veel voor de buurt en elkaar doen. Na de eerste keer werd me al gevraagd of ik lid zou willen zijn. Mijn antwoord was helder en duidelijk: “Nee man, het is geweldig maar ik ben een ghost rider, een vrije rijder of rebel die nergens bij hoort.”

Maar stiekem, denk ik er over na, of ik het misschien toch wel leuk vind om te horen bij een motor toerclub, met hesjes, zonder veters.

Van kaal naar kuip, Bart zijn eerste motoren

We lezen motorverhaal 2 van Bart Meijer (Facebook).  Bart gaat ons als gast blogger een kijkje geven in zijn jongere motor-jaren. Bart Meijer (LinkedIn) woont op een boerderij in Kroatië, heeft passie voor motoren, weet veel over vergeten groenten en luistert naar zijn hart.

Mijn eerste motor (na het behalen van mijn motorrijbewijs), was een Kawasaki LTD 305 choppertje. Grappig fietsje al leek het wel erg op mijn les motor. Lekker niet meer achterom kijken omdat ik het papiertje had.
Eerder had ik al gereden op een Honda CB550 four, een geweldig ding die ik had weg gedaan aan een liefhebber, want rijden zonder rijbewijs was niet wijs. Zolang die in de schuur stond, lokte het
stiekem rijden me te veel.

Bart Meijer: “Mijn eerste motor was een Kawasaki LTD 305 choppertje.”

Toen ik mijn papiertje wel had, had ik heimwee, maar kocht wijs een zuinig motortje. Ondanks dat deze motorfiets niet snel was, en met het ruitje toch best wel koud, reed ik er dapper op rond door wind en weer, zelfs in de winter. Dikke winter overalls hielpen wel wat, behalve tegen het nat. Jakkes zo erg om met een nat kruis op het werk te komen. Het ding bracht me trouw waar ik gaan wilde, zonder gesputter en gedoe, maar het bleef een ding. Er zat voor mij geen ziel in, het was een vervoersmiddel. Opvallend, deze motor was helemaal niet zuinig maar wel betrouwbaar, stuurde heerlijk en gleed door de bochten.

Op weg naar mijn vriendin moest ik altijd over de Moerdijkbrug, dat was niet lekker. Niet de wind, of het water over de reling, maar het asfalt maakte die brug eng. Langs-sporen in het asfalt maakte dat het fietsje ging zwalken alsof je achterwiel naast je kont zat, dan links en dan rechts. Nee, van die brug kreeg ik het aan mijn eigen kleppen. Een keer, op de weg terug naar Dordrecht ging iemand mij lopen vervelen met zijn auto omdat ik niet snel genoeg was of zo. Het was net de in aanloop naar de Moerdijkbrug op dat enge asfalt ging de auto bestuurder mij nog verder lastig vallen. Dit was niet grappig meer. Opeens hoor ik grote klappen van andere motoren, een groepje bikers van een motorclub met dikke fietsen kwamen me te hulp, een paar van hen dwongen de auto naar de eerste baan en gebaarden hem normaal te doen. Na de brug namen ze de eerste afslag en staken ze hun hand omhoog als groet. Ik voelde mij gezien en merkte dat ik er met mijn kleine motorfiets toch bij hoorde !

Het fietsje zoop steeds meer als een ketter, niet normaal. Alles mooi afstellen, synchroniseren en nieuwe olie, het hielp geen moer. Op een mooie, zonnige dag, zouden mijn vriendin en ik naar een festival in Den Haag gaan. Van de snelweg af, eerste afslag, wilde ik even stoer klapperen met dat ding, en gaf flink gas. Er ging wat vliegen, niet wij, maar de riem.

“… met het onwillige ding op de aanhanger…”

Je kunt mijn stemming wel bedenken, diep bedroeft en pisnijdig. Weer thuisgekomen, met het onwillige ding op een aanhanger, kwam ik er achter dat die riem wel erg duur was. Een tijdje zoeken later kwam ik er achter dat een kettingset goedkoper was dan een riem, dus dat zette ik er dan maar op.

Opeens rijdt het motortje ruim 1:23, leuk, maar ik was het huppeltrutje zat. Snel verkocht, en weg er mee. Een jonge vrouw kwam hem kopen, met liefde in haar ogen, voor de in mijn ogen
minderwaardige motor die me toch al vele kilometers trouw gedragen had. Voor een paar knaken gaf ik het ding mee, zonder enige spijt aan een zeer blije vrouw.

Mijn oog viel op mijn pa’s Honda CX500, leuke fiets met cardan-aandrijving, geen snaar, ketting of onderhoud, en er is ook een model met kuip, de Silverwing.

Moest ik van kaal naar kuip?

Maar meneer, dat is toch een brommer?

We lezen een motorverhaal van Bart Meijer (Facebook).  Bart gaat ons als gast blogger een kijkje geven in zijn jongere motor-jaren. Bart Meijer (LinkedIn) woont op een boerderij in Kroatië, heeft passie voor motoren, weet veel over vergeten groenten en luistert naar zijn hart.

Ik ben een motorrijder, in hart en nieren kan ik je vertellen. Zelfs voordat ik mijn motorrijbewijs had, reed ik al stiekem motor, dat kon in de polder toen ik klein was. Wat ik ook reed, later met rijbewijs, ik had er altijd lol in. Op een gegeven moment, kreeg ik zelfs een Reliant Robin 3 wiel auto, omdat ik zo zielig altijd motor reed, in weer en wind. Zelfs dat was genieten, maar daar vertel ik later wel eens meer over.

Omdat ik steeds wat anders wilde ervaren, ging ik van het ene merk naar het andere merk, van stijl naar stijl. Ik reed, toen ik net les gaf, een Honda Silverwing GL500, wat was dat een luxe. Dat reed grappig, best wel goed maar vooral luxe. Ik kon, toen je nog mocht roken, zelfs op de motor op de snelweg gewoon een sigaretje roken op weg naar het werk.

De regen, vloog over me heen, en ik maakte vele veilige kilometers maar het jeukte. Tijd voor wat anders, of iets er bij? In mijn jeugd, toen ik altijd Kreidler RS reed, kon ik een paar maanden een Honda Cub C50 proberen. Een eigenwijs leuk ding, super zuinig, en zo’n mooi plop plop geluid.

Ik was van baan verwisseld, en gaf les in Woerden, wellicht dat ik daarom aan de C50 dacht? Ik reed vroeger bijna dezelfde weg, naar mijn middelbare school in Boskoop met de brommer, maar toen dus ook met die C50. Nostalgie?

Toen kwam de tijd dat ik iets meer verdienen, dus ben ik gaan kijken naar een Honda Cub C90, toentertijd een zeldzaam ding in Nederland. Dus na veel rondkijken heb ik er in Engeland maar een gekocht, met wat werk eraan, maar dat deerde me niet.

Lekker als vroeger, maar dan met nu handen maatje 11, klepjes stellen het formaat van mijn pink. Toen alles weer mooi schoon was, nieuwe kettingset er op, kleppen en carburateur afgesteld, moest er gereden worden. Met wat geluk, haalde ik 85 km/uur, met meewind wel 90 op de klok! De leerlingen wisten van het avontuur, en werden steeds nieuwsgieriger. “Meneer Meijer, gaat u nog eens naar school rijden met de C90?” Tja, dat kon ik niet laten.

Op stap met de Honda Cub, genietend, kwam ik niet ver. Bij Schoonhoven word ik aan de kant gezet door de politie. “Meneer, u hoort op het fietspad!” Zonder wat te zeggen en met een glimlach op het gezicht laat ik de papieren zien. “Maar meneer, dat is toch een brommer??” Na alles bekeken te hebben, mocht ik weer door en liet een stomverbaasde agent achter.

Bij Benschop net voor Oudewater, jawel, mag ik weer aan de kant. “Maar meneer. . . “ Weer staat een meneer de politie meneer met verbazing naar de papieren te kijken. Hij vraagt eens wat het verbruik is, de maximale snelheid, glimlacht en laat me weer gaan. Daarna word ik bijna elke dag van die week wel een keer aangehouden met de opmerking “Maar meneer, dat is toch een brommer??”

De laatste keer staan de agenten met zijn tweeën, en de ene herken ik. Die lacht breed en zegt geen woord. Zijn collega zegt uiteraard: “Maar meneer dat is toch een  . . . . “ De agent die me eerder aanhield, had het niet meer en vertelt schaterlachend: “Ja sorry meneer, maar mijn collega moest ik dit ook even laten meemaken, als u het niet erg vindt. U kunt weer gaan.”

Ik laat een schaterlachende agent achter, en eentje met nog steeds de mond open van verbazing .