Tag archieven: vervolgserie reisverhalen

Van El Salvador naar Guatemala

Hans en Dia reizen op hun motorfietsen van het Zuiden van Zuid-Amerika naar het Noorden van Canada, en zullen ongeveer 9 maanden onderweg zijn. Ze schrijven regelmatig naar onze redactie, en deze week was dit vanuit de grens tussen El Salvador en Guatemala. Via het plaatje van Polarsteps (hieronder) heb je een indruk van de afgelopen maanden. Meer lezen? Ga naar deze besloten Facebook Groep: Motorcycle Travels.

Van El Salvador naar Guatemala

We waren even stil, maar we zijn weer onderweg. Na het bezoek aan de motorzaak voor de banden en andere onderdelen besloten we de volgende dag naar de kust te rijden. Punta Roca is een echte golf surf plek aan de Pacific.

Erg leuk om te verblijven. Intussen werd de zwelling onder mijn oog een abces, het ging flink pijn doen. We namen contact op met de mensen die we hadden ontmoet en zo kwam ik terecht bij een arts die het ding open gemaakt heeft op zaterdag. We moesten daarvoor weer terug naar San Salvador. Omdat het vlak onder het oog zat, kreeg ik propofol. De ingreep verliep goed, maar door de medicatie was ik twee dagen van de wereld. Tussen het slapen door kwam ik niet veel verder dan lezen. Dia werd er ongedurig van. Gisteren was de controle en konden we gaan. Er zitten nog wel hechtingen in, die moet Dia er zaterdag uit peuteren. We reden daarna naar de vulkaan bij Santa Ana. Een hotelletje met de naam El Bosque de Tibet was een van de weinige daar in de omgeving. Het deed ons denken aan de primitieve hotels in India. Kaal en koud, het ligt op 1800 meter. De douche was ook koud. Vandaag reden we naar de grens met Guatemala.

De grensovergang

El Salvador ben je zo uit, je hoeft niet eens van de motor af te stappen. Daarna de Tip inleveren en dan over de brug naar Guatemala. Zelf ben je zo klaar, de motoren van een sticker voorzien duurt wat langer. Er moeten allerlei kopieën gemaakt worden en er moet worden betaald. Q160 (€20) per motor en het kan natuurlijk niet in $. Eerst dus even de dollars van El Salvador wisselen voor Quetzals en de sticker wordt geleverd. Het geheel duurde 1,5 uur. De weg in Guatemala zat vervolgens gedurende enkele tientallen kilometers vol met enorme gaten. Ik had een wat westelijke weg gekozen, die was wel wat langer, maar vermeed Guatemala Stad. De weg bleek een treffer.

Het was een prachtige bergweg met eindeloze bochten en meestal fraai asfalt. Antigua ligt voorbij Guatemala Stad, dus een beetje stedelijk gebied was onvermijdelijk. Het hotel Las Marias was gauw gevonden en een prachtige plek. Morgen gaan we de stad verkennen.

Meer reisverhalen lezen?

Ga naar deze besloten Facebook Groep: Motorcycle Travels. Je kunt ook hieronder op de groene labels (tags) HANS DEN OUDEN, of HANS EN DIA OP REIS klikken.

Vancouver Island

In onze vervolgserie motorreisverhalen weer een prachtig artikel van Hans den Ouden die met zijn vrouw Dia de mooiste motortrips maakte die je je maar kunt voorstellen. Je kunt ze allemaal vinden via deze tag.

Van Port Angeles in het noorden van de staat Washington namen we de ferry naar Victoria op Vancouver Island. We hadden geen idee hoe laat het schip vertrok, alleen dat hij regelmatig ging. Dus natuurlijk hebben we er net eentje gemist. Na verloop van tijd konden we toch mee. De ferry had niet veel ruimte voor de motoren en die werden op een wat provisorische manier tussen de auto’s aan de wand van het schip vastgemaakt. Gelukkig was de zee rustig. Victoria is de hoofdstad van British Columbia en een echte toeristentrekker. Het was er erg druk en wij zijn er daarom zo snel mogelijk uit vertrokken.

Op Vancouver Island zijn maar weinig wegen. Er is een weg naar het noorden en er zijn wat zijwegen aan deze weg, maar je kan dus geen rondje rijden. Ten noorden van Victoria loopt de weg langs de oostkust en zie je het vaste land aan de overkant liggen. Nabij Qualicum Beach reden we Highway 4 op richting Port Alberni.

Daar woont neef Doug met zijn vrouw Darcy, ik had de papieren voor de terugreis van de motoren bij hen laten afleveren, dus dat was goed geregeld. De transport firma had onderweg contact met  ons opgenomen dat er wat wijzigingen waren en daardoor genoodzaakt waren nieuwe papieren te verzorgen. Vooral de Airway Bill is een essentieel papier, dat perse als “hard copy” bij de motor aanwezig moet zijn.

Na de lunch reden we door naar Tofino aan de westkust van het eiland. Het het plan was om daar een paar dagen te blijven en er een walvissen tocht te maken. De weg tussen Port Alberni was echter onder constructie waardoor er steeds maar een kant op gereden kan worden gedurende enkele uren. We moesten daarom een uurtje wachten voor we verder te kunnen rijden.

Aan het eind van de middag in Tofino bleek dat alle campings vol zaten, evenals de hotels. Een eindje naar het zuiden ligt Ucluelet. Dat is een leuk plaatsje en er was ook nog plaats op de camping.

De whale watching tour was gelukkig van hetzelfde bedrijf als in Tofino. Ik had tevoren uitgezocht met welke maatschappij we dat zouden willen doen. Sommige varen met trage, grote schepen en we hadden een voorkeur voor een rib. Die varen sneller en kunnen makkelijker bij de walvissen komen als die verder weg zijn. Het is voor de schepen verplicht, voor de veiligheid van de dieren, niet te dicht naar ze toe te varen. De soort die er veel voorkomt is de humpback whale, de bultrug.

Zodra je de haven van Ucluelet uitvaart kom je langs een aantal plaatsen waar groten aantallen zeeleeuwen liggen. Als je wel eens zeehonden bent wezen kijken bij de waddeneilanden, dan weet je dat  je die daar meestal als kleine streepjes op het strand ziet liggen en een enkele keer eentje naast de boot. Hier zijn ze echter in grote aantallen aanwezig en op korte afstand te bezichtigen.

De Humpbacks waren gelukkig ruim vertegenwoordigd en ze bleven een tijd in de buurt. Het zijn niet de grootste walvissen, maar 12-15 meter is toch indrukwekkend. Ze wegen 25 tot 30 ton. Het is lastig om vanaf een deinende rib met een 600 mm lens goed scherpe foto’s te maken, maar gelukkig kan je tegenwoordig net zo vaak knippen als je wilt en dan zijn er altijd wel een paar goede bij. Overigens zagen we ze later ook nog vanaf de ferry en tijdens de grizzly beer tocht.

De volgende dag reden we richting Telegraph Cove. Dat is 446 km naar het noorden. Vancouver Island is iets groter dan België om even de maat aan te geven. Telegraph Cove is een honderd jaar oud vissersplaatsje met 20 inwoners, de weg er heen is schitterend. Het bestaat alleen van het toerisme en vooral het ecotoerisme. Je kan er walvistochten maken, dat zijn hier voornamelijk orca’s. Wij gingen hier naar toe, omdat je er ook speciale grizzly beer tochten kan maken. De prijs daarvan was weliswaar fors, €255 per persoon voor een dag, maar de dag was onvergetelijk en zie je geen beren dan mag je nog eens mee.

Wij zagen grizzlies van zeer dichtbij, gespot door een van de andere gasten en niet door de begeleiders. Verder waren ook hier de zeeleeuwen talrijk aanwezig en op de terugweg naar de haven moesten we nog uitwijken voor een humpback whale.

De volgende morgen reden we naar Port Hardy en gingen aan boord van de ferry. Om op het vaste land te komen moet je drie verschillende ferry’s nemen, dus je bent wel een tijdje onderweg. De overtochten waren geen straf, want het was prachtig weer en onderweg zagen we weer diverse walvissen, zelfs vrij dicht bij het schip. We hadden besloten, aangekomen op het vasteland, als nog te gaan raften in Lytton.

We reden daarom wederom via de Sea to Sky Highway richting Whistler. Toen we bedachten dat het mooi was geweest, bleek dat de eerstvolgende camping nog 50 km verder op was. Het was snikheet en een hotel met airconditioning leek een goed plan. We vonden er snel een. Het was net overgenomen door een nieuwe eigenaar, een Chinees. Alleraardigste mensen maar ze spraken weinig Engels. In de tuin dachten we twee grote, zwarte honden te zien liggen. Bij nadere inspectie waren het echter twee zwarte beren.

Overal wordt er gewaarschuwd om je vuilnis goed op te ruimen want de beren komen er op af en zoals wordt aangegeven: “Een gevoede beer, is een dode beer”. Ze blijven terugkomen en vormen dan een gevaar voor de mensen, waarna ze worden afgeschoten. Deze kennis had de hotelier kennelijk nog niet bereikt. Maar ik kon wel van dichtbij, mooie foto’s maken, van de spelende beren.

De volgende dag waren we weer in Lytton om te gaan raften met de www.kumsheenrafting.com company. Dat is echt bijzonder spectaculair, “white water rafting”. Na instructie in de ochtend en wat oefenen op relatief rustig water. We gingen met 4 boten met ieder zes gasten het wilde water van de Thomson River op. Het water was zo wild, dat een aantal boten omsloeg in een van de verblokkingen. Twee mensen, uit India, vielen uit een andere boot in het water en bleken niet te kunnen zwemmen. Ondanks de zwemvesten raakten ze volledig in paniek en verdronken daardoor bijna. Ze bleven met hun gezicht naar beneden in het water liggen.

Wij konden er een uit het water trekken en daarna weer overhevelen naar de eigen boot. De andere drenkeling werd door een andere boot uit het water getrokken. Die gaan dit dus nooit meer doen. Het was een enerverende dag. Na terugkomst bij het bedrijf, kan je buiten in de hot tub weer ontspannen.

We reden de dag er na richting Banff om vandaar naar het noorden te rijden.

Voor wie de bewegende beelden wil zien, check:

Met je motor over de Million Dollar Highway

Wyoming, Idaho, Colorado en Utah

(Trouwe lezers volgen via onze site de motorreisverhalen van Hans den Ouden en zijn vrouw Dia. We horen zelfs dat mensen die nooit motorrijden ze met heel veel plezier nu lezen. De wens om te reizen is zeker nu voor velen herkenbaar. Hier weer een volgend verslag van Hans. Facebookers vinden Hans en Dia ook hier.)

Vanaf het Yellowstone Park reden we verder naar het zuiden door de staat Wyoming, langs de grens met de staat Idaho naar Utah. We reden zo ver naar het zuiden, omdat ik in Colorado de Million Dollar Highway wilde rijden. Daarover later meer, want dat was een trip met een persoonlijk tintje.

We reden door het prachtige Grand Teton National Park en daarna nog door een ander park. Net zo fraai als Yellowstone en gratis toegankelijk. Het vinden van een aantrekkelijke camping viel niet mee. We reden er 10 voorbij zonder faciliteiten, alleen toilethuisjes met een grote bak waar het ongelooflijk stinkt en geen water is om je handen te wassen. Rond 16:00 uur begon het te regenen en de weg ging over in gravel. Dat is in de regen met een zwaar beladen GS een uitdaging. Aan het einde van de middag, na 450km rijden, hadden we daar geen zin meer in.

Daarom keerden we om en reden naar Kamas waar een hotel zou zijn volgens de Garmin. Er was alleen geen hotel. We hadden geen bereik op de telefoon, dus Google was ook niet te raadplegen. Vervolgens naar Woodland waar een Inn zou zijn. We troffen er inderdaad een prachtig huis, meer dan 100 jaar oud en de eigenaresse was een dame met Nederlandse ouders. Ze kwamen uit Utrecht, we waren er de enige gasten. De volgende ochtend pakten we de route weer op richting Duchesne. Het was niet heel erg mooi weer maar grotendeels droog.

 

Op 8 augustus reden we 415 km, grotendeels door de bergen. De dag begon fris met 12ºC en daarom met extra onderlaagjes, in de namiddag werd het 35ºC en het cooldown vest onder het motorpak kwam goed van pas. Onderweg hingen de onweersbuien boven de bergen en zagen we de bliksem in de verte. Gelukkig bleven we grotendeels droog.  De camping in Grand Junction was prima, maar met 33ºC aan het begin van de avond was het zelfs nog te warm om de tent op te zetten.

Daar hebben we mee gewacht tot het bijna donker was.

Ook was het inkopen doen niet helemaal goed gelukt, er waren geen winkels in de buurt en daarom werd het een avondje water drinken in plaats van wijn.

De volgende dag reden we naar Ouray, het begin van de Million Dollar Highway. In 1966 was ik daar met mijn ouders en broer. Mijn vader werkte ondermeer voor de overheid op Curaçao en in die tijd kregen de uit Nederland afkomstige ambtenaren eens in de zes jaar een betaald “groot verlof”. Daar mijn ouders ook reizigers waren gingen we toen naar de U.S.A en Canada. We vlogen naar Denver, Colorado  waar we de volgende dag een complete kampeeruitrusting aanschaften bij een warenhuis, David Cook geheten. Voor de tent, 4 luchtbedden, 4 slaapzakken, een kooktoestel en een grote koelbox betaalde mijn vader nog net geen $100.-

We reden via de Rocky Mountains naar de kust en kwamen we toen over deze weg. Mijn vader had de hele route gepland en ik lees in mijn vaders memoires dat het toen erg koud was in juli.

De Million Dollar Highway, tussen Silverton en Ouray,werd gebouwd in 1882-1883 door een ondernemer, Otto Mears. Hij was een succesvol ondernemer en wilde het zuidwesten van Colorado verbinden met de buitenwereld. Het bouwen van de weg kostte $10.000 per mijl. Ongelooflijk veel geld voor die tijd. Daarom werd er ook een aanzienlijke tol geheven, $5 voor een paard en wagen en $1.- voor elk stuk vee. Het aanleggen van de weg gebeurde door mannen aan touwen naar beneden te laten zakken naar de juiste hoogte, die plaatsten dan dynamiet en voor het ontplofte werden ze weer snel omhoog gehesen. De geschiedenis van Otto Mears, hoe hij als wees, zonder enig geld begon en zo ver wist te komen is de moeite waard om eens te lezen.

De man had een vooruitziende blik, want een paar jaar later liet hij een spoorweg aanleggen door de bergen van Colorado. Hij dacht ook dat de auto de toekomst had en werkte hij aan de verharding van het wegdek om autoreizen beter mogelijk te maken. Dat is dus echt “Living the American dream”

De weg heeft nog steeds geen vangrails en naar beneden kijken vanaf de motor voelde best wel spannend. Gelukkig was het mooi weer tot Durango. Daar begon het ongelooflijk hard te regenen. Een complete wolkbreuk. Na een half uur nam de regen gelukkig af en reden we richting Arizona langs het vierstatenpunt waar Arizona, Utah, New Mexico en Colorado aan elkaar grenzen. Er is  dat een monument waar ik wilde gaan kijken, ook daar was ik in 1966. Tegenwoordig moet je $20 per voertuig betalen om het monument te bekijken en dat ging toch echt te ver.

We reden Utah in richting Monument Valley. Elke camping en elk hotel die we onderweg tegenkwamen zat vol, overwegend met busladingen Chinezen. Uiteindelijk kwamen we om 19:00u, na 568 km rijden, bij het Navajo reservaat aan en ook daar waren de tentplaatsen vol, maar we konden wel de laatste RV plek huren. Dat bleek achteraf gunstig, want de tentplekken bleken allemaal in het dal te liggen en konden alleen te voet bereikt worden, vanaf een hoger gelegen parkeerplaats en dat was dus een heel gesjouw geweest.

Nu stonden we boven op een plateau en hadden een schitterend uitzicht. Er stond een snoeiharde wind, zo hard dat we de tent maar ternauwernood opgezet kregen. We moesten grote keien verzamelen om op de scheerlijnen te leggen en de rotspennen vast te houden. Toen de zon eenmaal onder was, ging de wind gelukkig liggen en hadden we een prima plekje. Zowel de zonsondergang ’s avonds als de zonsopgang de volgende morgen waren sprookjesachtig. De hele omgeving is betoverend.

We zaten de volgende ochtend weer vroeg op de motor om de warmte voor te blijven. De Valley of the Gods en de “Road of the ancients” De weg door deze contreien, de Highway 95 is nauwelijks in woorden te vatten. Enerzijds rij je in een “onaardse” omgeving en anderzijds zitten de wegen ook nog vol bochten.

Bekend is natuurlijk het beeld uit Forest Gump, de film met Tom Hanks uit 1994, nabij Mexican Hat, dat is overigens vlak bij de plek waar we kampeerden. Er zijn mensen die er speciaal naar toe reizen om exact op die plek een foto te maken. Men stopt dan midden op de snelweg om een foto te maken. Hoewel het er stil lijkt, rijden er natuurlijk wel auto’s met meer dan 100 km/uur voorbij. Het staat inmiddels bekend als “Forrest Gump Point”

Na 410 km eindigden we in Escalante. Next stop: Carson City

(Wordt vervolgd….)

De Million Dollar Highway, al rijdend:

Terug naar het Zuiden

“In to the lower 48”

Hier weer een verslag uit onze vervolgserie van de motorreizen die Hans den Ouden met zijn vrouw Dia maakte. Ze hielden een dagboek bij, en delen met ons alle beelden en verhalen. Als je onderaan op de tag “Hans den Ouden” klikt, dan kom je al zijn verhalen vanzelf chronologisch tegen. Alsof je meereist op je motorfiets….

Vanaf de Moon Shadows camping reden we verder naar het zuiden, richting de staat Washington.

 

 

Highway 3 naar de grens is erg leuk rijden met heel veel bochten in een stuk van 56 km.  De grens overgaan als je een Visa Waiver in je paspoort hebt is erg makkelijk. We hoefden alleen ons paspoort te laten zien en konden weer verder rijden.

Auto’s werden strenger gecontroleerd, die moesten allemaal de kofferbak openen en campers werden ook van binnen geïnspecteerd.

Tegen lunchtijd waren natuurlijk, zoals gewoonlijk alle picknick tafels als bij toverslag verdwenen. We zijn daarom op een boomstam gaan zitten van een bedrijf met historische voertuigen, zoals de huifkar op de foto. Er was een uitstapje bezig dat ons deed denken aan het TV programma “We zijn er bijna” – er stonden tien dezelfde campers op een rijtje.

 

Na de grensovergang reden we richting Spokane, dat is  een saai stuk en veel graanvelden, eindeloos tot aan de horizon. De temperatuur liep op van 12ºC naar 33ºC, de warmste week tot dan toe – het was inmiddels 1 augustus.

We zetten de tent op nabij de Coulee dam, ten noorden van Spokane. De herten, een moeder met haar nageslacht, fotografeerde ik voor de tent zittend.

De staat Idaho heeft naar het noorden een smalle uitloper en daarna kom je in Montana. We reden richting Coeur d’Alene Lake.  Dat is een prachtige plek en er staan dan ook schitterende huizen tegen de bergwand aan en daar loopt een heel leuk slingerweggetje. Kilometers lang genoten we van de omgeving.

De route was 450 km, we stopten op een leuke camping aan een riviertje, de St Joe river. De rivier was heerlijk om in te zwemmen. De camping had dan wel normale toiletten, maar geen douches. De rivier voldeed echte prima, ook voor het wassen van de kleren. We voelden ons net van die kleine Indiase vrouwtjes, die doen het immers ook zo.

We waren inmiddels al dagen op zoek naar een kapper, maar die zagen we nergens. Dus Dia heeft mijn haar geknipt en ik dat van haar. Ik heb geleerd dat het nog niet eenvoudig is.

De volgende dag reden we nog 120 km langs deze kronkelende rivier op de St. Joe River Road. Ik moest denken aan de Lekdijk, maar dan zonder drempels. We kwamen in totaal 2 auto’s tegen op dit traject. Ten zuiden van Missoula vonden we een camping aan het begin van de Lewis & Clark highway. Deze weg is genoemd naar de twee mannen die deze route voor het eerst aflegden, van het oosten naar het westen, in 1803. De expeditie vond plaats op verzoek van president Thomas Jefferson. Ze werden daarbij uitgebreid geholpen door de indianen (Nez Percé) en de relaties waren toen nog goed, sterker nog, de expeditie was mislukt zonder hun hulp door de invallende winter. Deze route is dus veel ouder dan route 66 en loopt een stuk noordelijker. Ze vertrokken vanuit St. Louis en eindigden aan de monding van de Columbia in Oregon.

De camping die net aan het begin ligt, bleek een Square Dance Hall te hebben waar elk weekend wordt gedanst sinds 1973. We waren er nog maar net of we raakten in gesprek met een van de de organisatoren die daar ook sinds 1973 optreden. Hij is een Duitser en zij bleek een Française.

Ze hebben daar een vaste stacaravan en elke zomer verzorgen ze het dansen gedurende een aantal maanden. We werden direct uitgenodigd om dit mee te maken inclusief hapjes en drankjes. De “gangmaker” vertelde ons alvast dat het kijken naar een Square Dance net zo spannend is als kijken naar opdrogende verf. Elke weekend staat de camping daarom min of meer vol want het trekt veel volk.

Het viel ons op hoeveel motoren er langs de camping reden op de Lewis & Clark highway, maar zodra je de weg oprijdt, staat er een bord dat aangeeft dat de komende 96 miles een “winding road” zijn, ofwel 150 km bochten. We reden in totaal 360 km, deels langs de rivier en deels door het land waar in 1863 grote veldslagen plaats vonden tussen de indianen en de “pioniers”. Er reden de hele dag veel motoren op de weg, bezig met hun Sunday Ride Out. We stopten uiteindelijk in Donnely waar het erg warm was.

Op 5 augustus 2019 waren we 52 dagen onderweg en hadden 16.000 km afgelegd. We reden 460 km door het eindeloze en uitgestrekte prairie landschap van Idaho. Het is zo enorm dat je het ook niet gemakkelijk kan fotograferen. Het gebied ligt op een hoogte van 1000 meter, het heeft indrukwekkende graanvelden en ook veel gras voor veevoer.

De temperatuur liep gestaag op tot 35ºC. We moesten elke anderhalf uur onze cooldown vestjes natmaken. We besloten een hotel op te zoeken in Arco want er was nergens schaduw, dus kamperen sprak ons niet aan.

Ook de volgende dag reden we nog een eind door de prairies tot we bij het Yellowstone Park aankwamen. Het park was erg druk en je mag er in voor $30 per motor.  Voor een auto hoeft maar $35 betaald te worden, onafhankelijk van het aantal inzittenden. Voor dat geld mag je er dan wel een paar dagen blijven. Alle campings waren echter vol, dus dat ging hem niet worden. In het park rij je eigenlijk in hetzelfde soort landschap als er buiten, alleen nu dan in de file.

De geisers zijn interessant om te zien, er stond een flinke file om het parkeerterrein op te rijden. Achteraf bleek dat aan de oostkant de wegen leuker zijn voor een motorrijder. Dan rij je via Beartooth Pass naar de ingang van het Yellowstone Park en dat moet een leuke weg zijn met haarspeldbochten. Die houden we dus te goed voor een volgende keer.

We verlieten het park via de zuiduitgang en na 410 km vonden we een zeer ruim opgezette camping, zij het wederom zonder douche. Gelukkig was er een wasbakje om te poedelen. Met deze temperaturen is dat noodzakelijk.

Op 7 augustus reden we verder naar het zuiden door het Grand Tetons National Park en het was weer een dag van 500 km.

Voor wat bewegende beelden, hier een kort filmpje: