Categorie archieven: Motorreizen

Itchy Boots vertrekt weer

Serie 6 gaat beginnen, dit is de eerste aflevering weer. Vanuit de Nederlandse provincie Utrecht maakt Noraly bekend dat ze naar Zuid-Amerika gaat met als reisdoel Alaska. En uiteraard gaan wij haar afleveringen weer volgen. De leukste en opvallendste zullen we hier publiceren op Ikzoekeenmotor.nl.

Ze heeft de laatste reizen gemaakt op diverse gebruikte motorfietsen. Telkens kwam ze erachter dat haar motoren toch wat aan de zware kant waren. Voor de komende motorreizen die ze gaat maken lijkt het haar slimmer op een wat lichtere motorfiets te gaan rijden. Het merk blijft Honda. En voor de eerste keer kiest ze voor een nieuwe motorfiets. Maar wordt het dan de Honda CRF 300 Rally? Of kiest ze toch de 450 waar ze het ook over heeft in deze YouTube aflevering?

Ze neemt ons mee naar Goedhart Motoren voor de proefrit.

 

Gijs van Hesteren, met de kin op de tank

Vanaf de start van onze site hadden we het “ronkend vragenvuurtje”, waarbij we motorrijders, mannen en vrouwen, al jaren dezelfde vragen stellen. Soms komen er verhalen binnen op de redactie, die je “pakken”.  Waar je stil van wordt. Vandaag praten we met Gijs van Hesteren. We hebben het wel eens over passie voor motoren… welnu, lees mee met Gijs.

Wie ben jij? Waar kom je vandaan?

Sinds mijn geboorte in 1954 heet ik Gijs van Hesteren. Met die naam ben ik best tevreden. Ik kwam terecht in een warm en veilig nest. Niet dat men er heel erg motorminnend was. De liefde die ik voor de tweewieler ontwikkelde kwam toch vooral voort uit het avontuurlijke en ietwat ‘wilde’ karakter van mijn familie van moederskant. Een paar honderd jaar in de koloniën van Oost-Indië, dat zegt wel iets.

Twaalf ambachten en dertien ongelukken. Naast en na een rommelige schoolcarrière loste ik zeeschepen in de Antwerpse havens, ik knapte oude Engelse motoren op, ik was pijpfitter voor een Belgische koppelbaas en na enige studie begaf ik me korte tijd in het welzijnswerk voor tehuiskinderen.

Dat laatste, dat was niks voor mij, al die onoplosbare ellende. Uiteindelijk belandde ik in de zeilvaart met historische klippers en tjalken – op het wad. Dat heb ik bijna twee decennia volgehouden en nog steeds woon ik in het Friese Harlingen.

Met de gezondheid van mijn vrouw Inge ging het steeds minder. Daarom ben ik 17 jaar geleden aan de wal gaan werken, eerst als innovatiemanager en daarna als journalist. Na het overlijden van Inge ben ik teruggegaan naar mijn oude liefde. Zelfs nu ik gepensioneerd ben laat ik me nog regelmatig inhuren als schipper/kapitein op zeilschepen, passagiersboten en vrachtschepen.

1972: De Puch Skyrider. Ik had net ‘Easy Rider’ gezien. Ik wilde ook een hoog stuur. Met grote ontzetting vroeg mijn vader wat me in godsnaam bezielde. (Foto: Els van Hesteren, mijn moeder)

Heb je vroeger eerst brommer gereden? 

Ik was vijftien en de brommers van mijn klasgenoten zetten mijn fantasie aan het werk. Al tikkend op het toetsenbord dringen de herinneringen zich met hernieuwde scherpte op. Ik denk terug aan vijftig jaar geleden. Ik zit in de derde en ben een bleu jongetje. De mannen van de vierde klas rijden met brommers. Hondaatjes, Zündapps, Kreidlers, Yamaha’s. En een enkeling heeft een Puch. Wat vind ik dat interessant, en mooi.

Mijn eigen tweewielerloopbaan begon met de Puch Skyrider (foto boven). Een cultbrommer. Op mijn zestiende verjaardag kwam dit stijlicoon in mijn bezit. Als jonge jongen leerde ik al snel hoe ik moest omgaan met het koppelen en schakelen. Later, bij mijn motorrijlessen en met mijn eerste motor zou ik daar nog veel plezier van hebben. Leren brommerrijden deed ik met schade en schande. Ik denk dat ik zeker zes keer keihard op mijn plaat gegaan ben met die brommer.

De Skyrider bleef niet lang in mijn bezit. Ondoordacht leende ik de brommer uit aan een vriend. Deze belde mij op zondagochtend: ‘Gijs, je brommer is gestolen. En hij stond nog wel op slot!’ Ik ben veel te goed voor deze wereld en in mijn naïviteit vergaf ik het hem. Pas veel later drong het tot me door dat het een vooropgezet plan moet zijn geweest. Exit Puch.

Van het verzekeringsgeld kocht ik een Tomos 4L. Samen met mijn techneutische vriend Robert bouwde ik er een vijfbak in. Een tuningbedrijfje nam de cilinder onder handen. Vijf PK! Ineens had ik een wapen waarmee ik Kreidlers en Yamaha FS1’tjes inhaalde. Later nam mijn jongere broer Marnix de Tomos over. Dat was het eind van mijn brommerjaren. Maar elke keer dat ik een Puch of Tomos zie, in een schuurtje, op straat, op een beurs, denk ik even: wat waren dat mooie tijden! Koop ik er weer een? Zal ik of zal ik niet?

Wanneer kocht jij jouw eerste motorfiets en wat voor een motor was dit?

Mijn eerste motorkilometers ooit waren achterop de BSA A7 van Wouter Voskuil, dwars door de woonstraten van Etten-Leur. Wat een geluid, wat een power! Ik werd ter plekke en definitief motorgek.

Mijn eerste eigen motor? Het moet in de zomer van 1972 zijn geweest. Ik had net mijn motorrijbewijs behaald. Wekelijks had ik de uitgebreide advertentiepagina’s van het weekblad ‘Motor’ uitgespeld. Veel te koop, geen budget, maar ik wist welk merk het moest worden. De krachtige klappen en de fabelachtige acceleratie van de eencilinder Matchless, daar ging niets boven. Een paar dagen later reden Inge, mijn broer en ik met de Renault 4 van mijn moeder van Breda naar de duplexflat in een buitenwijk van Dordrecht. Daar bevond zich de begeerde koopwaar.

In het kleine fietsenhok onderin de flat openbaarde zich de schat: een Matchless G80S, 500cc, bouwjaar 1954. Dat zag er goed uit. Een vuurrode polyester racetank en een racestuurtje. Het begrip caféracer was nog niet zo bekend als nu, maar wat zag het er snel uit. Proefrit door de straten rondom de flat. Geen drempels in die tijd. Goeiemorgen, wat ging dat hard! Dreunend en daverend snelde de Matchless met mij wapperend aan het stuur op en neer. Goed hoor. Niks mis mee, verkocht!

Zo moet je het niet doen, dat weet iedereen. Alleen ik wist het niet. Daar kwam ik al heel snel achter. Met de R4 in mijn kielzog draaide ik snelweg A16 naar Breda op. Al die slome automobilisten met Opeltjes Kadett, Deux Cheveaux, Ford Taunussen, Volvo Amazons, Morris Minors, Volkswagenbusjes, opzij! Vol gas naar de Moerdijkbruggen. Supersnel ging het, kin op de tank. Waar bleven de anderen nou, met die Renault 4? Even stoppen op de vluchtstrook; dat mocht toen nog. Denk ik. Vreemd, al die rook. Waar kwam dat vandaan? Hee, van onder de tank uit!

Ja, de oude trouwe machine had het erg warm gekregen. Oliedicht was hij dus niet. De voetpakking, de klepdekselpakking, daar kwam best wat olie langs gesijpeld. Gelukkig, daar kwam de R4. Verder maar weer. Of niet? Starten wilde hij niet meer, ondanks de ineens veel lichtere tegendruk van de kickstarter. Met een sleeptouw arriveerden we achter de auto uiteindelijk in Breda. Mijn moeder keek ervan op. Hee, een nieuwe motor en nu al een sleepkabel nodig?

Tja, het hoorde er allemaal bij. Bij nadere studie en demontage bleek er het een en ander niet in orde. Een lekkende benzinetank, tot op de draad versleten zuiger, krakend droge primaire ketting, half loszittende koppeling en nog zo een paar dingen. In die jaren reikte de garantie tot op de hoek. Zelf uitzoeken dan maar. En zo begon een motorcarrière, die zich achteraf gezien heeft laten kenmerken als een periode met toppen en dalen. In het laatste geval: vooral in het begin veel oponthoud langs vluchtstroken en bermen. De toppen: meer dan veertig jaar motorplezier, waarbij vooral de mensen eromheen zorgden voor de sjeu.

Ben jij een “mooiweer-rijder” of een “door-rijder”?

Je hebt motorrijders die natgeregend zijn en motorrijders die nat gaan regenen. Haha, hoe ouder ik word, hoe mooier het weer moet zijn. Maar ik heb heel wat winterkilometers onder de wielen door zien gaan. Harde wind en regen op de Afsluitdijk, door sneeuw en ijs van Utrecht naar Groningen, zeiknat door herfstig Noord-Frankrijk, rondje Nederlandse kust en grens in oktober. Verstand op nul en gas. Maar met een bescheiden zonnetje erbij wordt het al snel leuker.

Stel: je wint een flinke prijs in de loterij. Wat voor motorfiets zou je dan kopen?

Dan zou ik waarschijnlijk gaan voor een replica Matchless G50 in een Seeley-frame, en daarmee zou ik classic wegraces willen rijden. Hoe dat zit? Na de verkoop van ons zeilschip in 2004 kreeg ik tijd om een oude droom te verwezenlijken: motorracen. Eerst ging ik dat doen met een MuZ Skorpion Cupracer, in youngtimerwedstrijden bij de SAM en bij de Ducaticlub. Motorevenementen voor de relatief trage eencilinder werden echter schaarser. Na 2010 stapte ik over op een tot classic racer omgebouwde Yamaha XS650 uit 1972. Die motor heb ik nog steeds en voor komend jaar hoop ik op mijn achttiende raceseizoen. Niet dat ik ooit echt goed ben geworden in hardgaan, maar het gaat om het meedoen toch, niet om het winnen?

2021: Internationale Classic GP Chimay. Een derde en een tweede plaats met de Yamaha XS650. De twee grote flessen abdijbier horen bij de prijzen. (Foto: Tajan van der Wiel)

Wat was de mooiste rit die je ooit reed?

Als het om toertochten gaat, kies ik de rit die ik in 2017 maakte, kort na de voortijdige dood van mijn geliefde echtgenote Inge. Ik had tijd en rust nodig om mijn gedachten en mijn hart weer op de rails te krijgen. Ik had net voor duizend piek een stokoude BMW K100 gekocht. Daarmee reed ik via Frankrijk, Duitsland, Italië en Slovenië naar Bosnië en terug. Geen wereldreis, maar wel therapeutisch. Je kunt erover lezen op mijn weblog: GijsvanHesteren.nl.

Wat betreft de racerij: mijn mooiste wedstrijd reed ik afgelopen juli, toen ik op het bloedsnelle stratencircuit van Chimay (België) in de 750cc-klasse twee podia behaalde. Misschien meer geluk dan wijsheid, want de meeste echt snelle mannen waren óf afwezig door corona en Brexit, óf ze waren er in de trainingen al vanaf gevallen, óf ze hadden panne opgelopen. Maar je hebt de finish pas gehaald als je over de eindstreep gaat en dat hadden mijn oude XS’je en ik toch maar mooi voor elkaar gekregen.

Staat er nog een bijzondere toertocht op je bucket-list?

Eigenlijk zou ik met mijn Moto Guzzi Californian II van 1987 een grote rit willen maken, naar Kazachstan of zo. Misschien komt het er nog eens van, maar de racerij slokt voorlopig al mijn AOW-centjes op.

Denk je al aan een volgende motorfiets?

Altijd, haha. Maar de schuur staat vol. De Yamaha-racer, een 1958 AJS 16MS, de MuZ youngtimerracer, twee restauratieprojecten: een Triumph Bonneville van 1972 en een 1976 XS650. De 1995 Yamaha Diversion 900 die ik reed vóór de Guzzi zou het eerst weg moeten. Misschien zou ik wel een Guzzi V85 willen, of net als tussen 2003 en 2008 nog eens een Ducati Monster.

Wat heeft motorrijden jou gebracht in je leven?

Met motorrijden als hobby hoef je je nooit te vervelen. Laat staan als motorracen je liefhebberij is. Na één race of circuitdag vraagt je classic bike net zoveel tender loving care als een ‘gewone’ motor na een heel jaar.

2020: Rondje Nederland, samen met oudste zoon Gijs jr. (Foto: Gijs van Hesteren)

Nog veel belangrijker is de kameraadschap die met name het racen me gebracht heeft. Zoals bij elke sport verkrijgen de vrienden en kennissen die je opdoet tijdens de beoefening een bijzondere positie. Met hen deel je winst en verlies, tegenslag en voorspoed. Mijn vrouw Inge werkte jarenlang als officiële fotografe van de SAM-wedstrijden. De jongens en meiden van de raceclub schrokken van haar ontijdige dood minstens zo erg als ik. In het traject daarna had ik aan hen veel steun, ook later, toen ik de draad weer probeerde op te pakken.

Wat heb ik je niet gevraagd, en wil jij mogelijk toch nog kwijt?

Zo af en toe schrijf ik als freelancer nog artikelen voor Het Motorrijwiel. Léés dat blad, neem een abonnement of koop het los!

Royal Enfield naar de Zuidpool

90° SOUTH QUEST FOR THE POLE: Een buitengewone expeditie ter ere van 120 jaar puur motorrijden

ROYAL ENFIELD LEIDT EEN UNIEKE MOTOREXPEDITIE NAAR DE ZUIDPOOL

90° South De eerste motorfiets expeditie die de Zuidpool zal proberen te bereiken. De expeditie wordt ondernomen als eerbetoon aan het 120-jarig bestaan van Royal Enfield.
Twee Royal Enfield rijders zullen op een Royal Enfield Himalayan een 39-daagse expeditie ondernemen. Een 770 km lange rit van Ross Ice Shelf naar de Zuidpool.
De expeditie begint op 26 november 2021


Royal Enfield is ‘s werelds oudste motorfietsmerk dat sinds 1901 onafgebroken in productie is. Al 120 jaar is Royal Enfield de bewaarder van de erfenis van het bouwen van eenvoudige
en authentieke klassieke motorfietsen die innemend en fijn zijn om te rijden. Door de tijd en door zwaar terrein heeft Royal Enfield overwinningen behaald in ritten die het uithoudingsvermogen van mens en machine op de proef hebben gesteld, terwijl ze door de jaren heen relevant en begerenswaardig zijn gebleven.

Vanaf het prille begin in de fabriek in Redditch heeft Royal Enfield meer dan een eeuw lang gedenkwaardige ervaringen en legendarische motorverhalen gecreëerd. Op haar reis om de levenslange zoektocht naar ontdekkingen aan te moedigen en te starten, hebben Royal Enfield motorfietsen reizen over de hele wereld gemaakt – variërend van het rijden over de hoogste gemotoriseerde bergpas ter wereld, tot het bereiken van het basiskamp van de Mount Everest in Tibet maar ook het rijden over de meest ontoegankelijke bergpas bij DaulatBeg Oldi, Karakoram, tot het rijden door de woestijn bij Kutch onder een schilderachtige nachtelijke hemel.

Om deze reis voort te zetten en te herdenken dat Royal Enfield al 120 jaar bouwt aan het pure motorrijden, zal het in 2021 een ambitieuze poging doen om de grenzen van de mogelijkheden op motorgebied te verleggen. Royal Enfieldzal een motorexpeditie ondernemen op de Royal Enfield Himalayan, in een poging om de zuidpool te bereiken, vanaf de Ross Ice Shelf via de Leverett Glacier. 90° SOUTH – Quest for the Pole is een eerbetoon aan het pure motorrijden, en aan de moed en veerkracht van ontelbare motorrijders en ontdekkingsreizigers die geschiedenis hebben geschreven met hun motorreizen.  

Sprekend over het mijlpaaljaar voor Royal Enfield en de expeditie poging, zei Siddhartha Lal, Managing Director van Eicher Motors Ltd, “120 jaar is een lange erfenis voor het merk, en we zijn erg blij dat we het hebben laten tellen. Gedurende deze jaren hebben we een bloeiende cultuur van rijden en verkenning over de hele wereld gecreëerd en gevoed. Dit streven naar verkenning is een essentieel onderdeel van ons DNA, en 90° South is een nieuw hoofdstuk in onze reeks buitengewone, epische motorritten. In het verleden hebben tochten als de Himalayan Odyssey de weg vrijgemaakt voor motoravontuur in de Himalaya en een epische expeditie als deze naar de Zuidpool zal mensen nog meer inspireren om opnieuw avonturiers te worden. Deze expeditie, een test van uithoudingsvermogen en doorzettingsvermogen voor mens en machine, is de eerste in zijn soort die de 770 km lange route naar de Zuidpool probeert af te leggen op een motorfiets.”

De expeditie is ontworpen als een eerbetoon aan 120 jaar motorrijden en als een ode aan alle Enfielders die het aangedurfd hebben om het ongewone te verkennen. 90° South wordt een ambitieuze poging om te gaan waar nog nooit een motorfiets is geweest. De expeditie begint in Kaapstad, Zuid-Afrika, op 26 november 2021. Twee Royal Enfield rijders – Santhosh Vijay Kumar, Lead – Rides & Community, Royal Enfield, en Dean Coxson, Senior Engineer – Product Development, Royal Enfield – zullen proberen om de geografische zuidpool te bereiken, vanaf de Ross Ice Shelf, via de Leverett Glacier, naar het Amundsen-Scott Pole station.

Over het doel van het merk om ontdekkingsreizen aan te moedigen en de expeditie veel succes te wensen, zei B.Govindarajan, Executive Director van Royal Enfield: “Het is een ononderbroken nalatenschap van 120 jaar dat we de grenzen van de menselijke ontdekkingsreizen hebben aangewakkerd en verlegd en een bondgenoot zijn geweest voor vele ontdekkingsreizigers. Het zijn hun reizen en avonturen die ons geïnspireerd hebben tot deze eerste motorexpeditie in zijn soort. Deze gedurfde en ambitieuze poging om naar het einde van de aarde te rijden vat de veerkracht van de menselijke geest samen, en we hopen het tot een goed einde te brengen als een ode aan alle Royal Enfield rijders en hun eigen inspirerende expedities.”

90° South zal in nauwe samenwerking met Arctic Trucks worden afgelegd op twee speciaal gebouwde Royal Enfield Himalayans. Arctic Trucks, lid van de International Association of Antarctica Tour Operators, staat bekend om zijn grote expertise in het veld en heeft meer dan 350.000 km afgelegd op het Antarctisch Plateau. Ze hebben in het verleden verschillende wetenschappelijke expedities en activiteiten ondersteund en onderhouden, evenals commerciële en NGO-expedities.

De Royal Enfield Himalayan, gelanceerd in 2016, is een ongecompliceerde, uiterst capabele en go-anywheremotorfiets. Geïnspireerd door de ervaring van tientallen jaren rijden in de Himalaya, en het doorkruisen van duizenden kilometers uitdagend terrein, werd de Royal Enfield Himalayan gebouwd om een veelzijdige motorfiets te zijn die zowel op de weg als buiten de gebaande paden uiterst capabel is. De Himalayan is een vertrouwde bondgenoot voor vele avonturiers over de hele wereld.

Voor deze expeditie zijn twee Himalayans in eigen huis aangepast, met functionele upgrades om door sneeuw en ijs te kunnen navigeren en onder extreme omstandigheden in Antarctica te kunnen functioneren. De Himalayan werd voor deze zware en verraderlijke reis getest op de Langjokull-gletsjer in IJsland, met de bedoeling de omstandigheden op Antarctica te evenaren. Fase 1 van het testen vond plaats in september 2020, terwijl fase 2 van het testen werd afgesloten in juli 2021.

Aangezien de Himalayan op zich al een complete en bekwame machine is, zijn er minimale wijzigingen aan de motorfiets aangebracht om hem klaar te maken voor het terrein en de weersomstandigheden in Antarctica. Voor meer koppel aan het achterwiel is het belangrijkste aandrijftandwiel vervangen door een 13-tands in plaats van een 15-tands tandwiel. De tubeless-wielconfiguratie met spijkerbanden zorgt ervoor dat de banden op zeer lage druk kunnen rijden en dat ze beter contact blijven houden op de zachte sneeuw, terwijl ze ook voldoende tractie bieden op hard ijs. Het team heeft een sterkere dynamo ontwikkeld, zodat de motorfiets meer stroom kan produceren en het team verwarmde uitrusting op de accu kan laten werken.

De motoren zullen worden bereden door de sneeuw van de Ross Ice Shelf naar de Zuidpool, om de weerstand van de motorfiets te verminderen en de uitstoot tot een absoluut minimum te beperken. Royal Enfield zorgt er bewust voor dat er geen voetafdruk wordt achtergelaten door het expeditieteam, behalve wielsporen die snel verloren zullen gaan door sneeuwverstuivingen. In lijn met ons #LeaveEveryPlaceBetter initiatief, zal het team ervoor zorgen dat al het afval, inclusief menselijk afval, op milieuvriendelijk wijze verwerkt zal worden.

Klik hier om de film van de expeditie te bekijken.

 

Reizen per motor

Over motorreizen wordt op onze site veel geschreven. Logisch. Wie van motoren houdt, kiest voor vrijheid. In het verlengde van vrijheid ligt reizen. Het reizen per motorfiets heeft prachtige voordelen. je snuift het klimaat op en je maakt tijdens het onderweg zijn veel meer deel uit van het landschap dan in de auto.  Files zijn handig te omzeilen. Een bijkomend voordeel is dat je op de motor gemakkelijker contact maakt met mensen.

Maar, natuurlijk kleven er aan het motorreizen ook nadelen. Je zit in weer en wind, je bent kwetsbaar voor alles om je heen. Het regelen van een goede motorverzekering en reisverzekering is natuurlijk verstandig. Een motorrijder moet continu alert zijn, en zeker wanneer je door verschillende landen reist zul je op de hoogte moeten zijn over de regels per land.  Verkeersregels in het buitenland kunnen zeer verwarrend zijn. Zo vind je bijvoorbeeld op de website van de Wereldreizigersclub een mooi lijstje van landen als België, Duitsland, Frankrijk en Spanje. In deze Europese landen zie je al snel verschillen en dan ben je dus nog niet eens zo ver van huis.

Coos op Reis: slapen, bij een andere vrouw

Het is 8 mei vandaag, prachtig weer en een strakblauwe hemel.

(Redactie: het was 8 mei toen Coos dit artikel schreef, nummer 70 in onze serie Coos op Reis, we publiceren later….  in het volgende motorverhaal komt Coos weer thuis.)

We hebben vannacht samen lekker dichies-bij-dichies geslapen en rijden kort na tienen weg. Dat is een mooie tijd. Ik heb vakantie, hè! Dus geen gehaast. Ik hoef niet naar mijn werk of zo. En er zit vandaag nog niemand op mij te wachten.  Het wordt een warme dag, dat voel ik nu al.

Waar heb ik al dit mooie weer toch aan verdiend? Ik heb in alle landen alle regels en geboden aan mijn grote motorlaarzen (maat 46) gelapt. Te hard gereden, foutief ingehaald, voorrang genomen, over de doorgetrokken streep geraced, door donker oranje gereden, kutbrommertjes klem gereden, ouwe vrouwtjes laten schrikken, tegen het verkeer in gemanoeuvreerd, verkeerd geparkeerd, teveel in de zon geweest, teveel gelopen, hard kut geroepen als ik struikelde, teveel gegeten, gedronken en noem maar op. En toch blijft elke dag dat mooie weer maar komen. Misschien hebben ze mijn misdaden gewoon niet gezien…. Ik ben ook niet zo’n opvallend type, nu ik er eens goed over nadenk.

Ik zie op mijn Garmin-navigatiesysteem dat ik nog circa 700 kilometer van huis ben. Dat is een mooi stukkie om in tweeën te delen en lekker nog wat binnendoor te prutsen.

Dat toeristisch rijden bevalt mij erg goed, overigens. Dat wordt straks met de ritten van de motorclub weer even omschakelen. Dan zien we alleen maar asfalt, links en rechts een waas van bomen en kijken we alleen maar naar de strepen op de weg. Anders vliegen we de bocht uit.

Ik laad een oude route van een paar jaar terug en ga op pad richting Bollendorf in Duitsland, vlak bij de grens met Luxemburg.

Het is 17 graden en das net nog een tikje fris met alleen een piepdun shirtje onder mijn motorjas. Mwah, het is maar 80 kilometer Autobahn, dus ik neem de gok. Het valt mee.

Op de Autobahn waarschuwen borden voor een hellingspercentage van 6% gedurende 4 kilometer. Snelheidscamera’s zorgen ervoor dat de auto’s zich aan de snelheid houden.

Ik begin de daling op 775 meter hoogte. Ik denk aan Peter Hermens. Hij zou vlot uitrekenen hoe hoog ik over 4 kilometer nog ben met 6% daling.
Tja, en dát komt dan weer door het kerstdiner met de familie en Peter, vele jaren terug…

Janny en ik namen het reeds klaargemaakte eten in een plastic kratje mee naar de familie bij ma in Zwijndrecht. Omdat het buiten toch net zo koud was als in de koelkast, plaatste ik het kratje op het terras in de tuin. Toen het tijd was voor het diner, kwamen we erachter dat ook de rode wijn nog in het koude kratje stond. In vier graden dus. Geen paniek. Peter checkte het maximale wattage van de magnetron, de inhoud van de flessen, de buitentemperatuur, stelde de gewenste temperatuur van de rode wijn vast en berekende uit het hoofd het aantal minuten dat de flessen in de magnetron moesten. En … de wijn was super!

Nou, ik ben een gewone boerenlul en ik zie pas na 4 kilometer hoe hoog het hier is. En nog belangrijker: het is hier gelijk 23 graden! Dat zou zelfs Peter niet weten. Whoeiii….!

Een Poolse vrachtauto is duidelijk niet gewend om in de bergen te rijden. Ik ruik dat hij zijn remmen aan het verbranden is. Gauw er achter vandaan. Na een klein uur mag ik de Autobahn af en kan ik lekker binnendoor rijden. Het feest gaat weer beginnen.

Ik meander kilometers lang mee met een prachtig authentiek regenwaterriviertje dat zich heel lang geleden in de kleigrond een weg heeft gebaand. Erg bijzonder voor mij, ik blijf er maar naar kijken. Zo mooi en ik kan daar zoveel fantasieën over hebben, jôh. Hoe oud zou dat riviertje nou zijn? En wat en wie heeft dat riviertje allemaal gezien? Wie is er in verdronken?

En ik blijf maar blij en gelukkig van al dat mooie groen. Ik maak foto’s aan de doorgaande weg en zwaai luchtig naar een Duitse motorrijder. Hij komt prompt terug om te vragen of alles in orde is en of ik hulp nodig heb. Weet hij veel dat ik zijn groene bomen zo mooi vind. Haha.

Motorrijders onder elkaar. Het blijft uniek. Toen ik in 1970 ging motorrijden, waren er minder dan 30.000 motorrijders in Nederland.

Nu meer dan een half miljoen. Maar het sfeertje blijft. Ongeveer dan.

Ik rij op de Weinstrasse van Stromberg en stop omdat het stoplicht op een kruising op rood gaat. Ik gluur een beetje gedachteloos om mij heen en check na een halve minuut het stoplicht. Verrek, alle stoplichten zijn plots uit! Huh? Ik ben even de weg volledig kwijt. Waarom sta ik hier eigenlijk? Nou, ze zijn hier gewoon klaar vandaag met kleur geven. Of zo. Ik geef een poep gas en speer er vandoor. Gekkenhuis.

Bij Knielingen steek ik de Rijn over. En daar besluit ik dat ik honger heb. Kort daarna dender ik een dorpje in.

Ik koop een broodje en wat fruit …

Fruit koop je immers gewoon bij de bakker.

 

Ondertussen zie ik dat het 28 graden is. Man, wat ben ik blij met mijn textielen doorwaaihandschoenen van Rukka. Koele handen houden je hoofd koel.

Ergens onderweg halen ze sjalotjes uit de grond. Ik ruik ze eerder, dan dat ik ze zie. Mmmmm….! Net een Franse groentewinkel. Tientallen mensen staan gebukt hun zware werk te doen.

Bij Neustadt an der Weinstrasse doemen in de verte de bergen op. Op de voorgrond de verse druivenranken voor de wijn van dit komende wijnjaar.

Het is nu 29 graden. Verderop is de weg afgezet vanwege een ongeluk met een bus. Gewoon midden in de polder. Hoe kan dat nou? Ik zie weer politie en ambulance staan. En na een paar minuten landt zelfs de traumahelicopter. Narigheid op het platte land. Snel er vandoor.

Ik kom in de bergen en rijd door een prachtig bos. In de schaduw is het heerlijk koel. De zon brandt het hars uit de naaldbomen. Ik ruik het. Van dat bos hebben ze sinds kort een natuurpark gemaakt. Op zaterdag en zondag is het verboden voor motorrijders.

Ook de weg naar Johanniskreuz is in het weekend afgesloten voor motoren. Logisch, want de weg kronkelt heel spannend als een slang door het gifgroene landschap. Dus maatjes, wijzig de route voor over drie weken. Dit is een topper om te rijden!

Ik ben het zat na de vijfde omleiding. Het is ondertussen tegen half zes en de avondspits is lekker op gang. Het is druk en warm en ik rijd door een woud van stoplichten. Ik erger mij aan die braveriken die 26 km rijden waar je 30 km mag. Grrrr…!

De laatste 130 km neem ik de snelweg. Veel sneller en koeler. En je mist Saarbrücken. Het is erg leuk om elke keer op jacht te gaan naar een slaapplek. En een bed te schieten. Spannend. Mannen zijn jagers. Dat is toch de natuur, hè?

Vandaag slaap ik in een Landhotel. Landhaus Oesen. Maar het is gewoon kamernummer 2 bij een oude mevrouw in een huis bij Bollendorf. Leuk en rustig. 40 euro met ontbijt en balkon met uitzicht. En gelukkig is het password van de WiFi niet zo lang : 7922382771669327. Zij kent het uit haar hoofd.

Ik dacht vanmorgen: ik schrijf vandaag een kort verhaal. Kunnen we zachtjes afkicken. Das niet gelukt. Wel minder foto’s. Maar dat komt omdat ik 450 kilometer moest overbruggen vandaag.

Pittig dagje! Pffff….

EN VANNACHT … SLAAP IK ZELFS BIJ EEN ANDERE VROUW….

Ik vertel Janny dat ik een oude mevrouw vond die een mooi pension bestiert. En hoe oud is die mevrouw?, vraagt Janny. Ik stuur haar een foto als bevestiging…

Maarruh …. is zij het wel…?

Coos op Reis: Vannacht slapen we weer bij elkaar

Nog een paar verhalen, en onze schrijver Coos van der Spek is thuis. Zijn drie maanden durende motorreis door Zuid-Europa hebben wij via zijn dagboekverslagen dit jaar (vanaf februari) ongeveer wekelijks gepubliceerd.

Hier nummer 69 in zijn serie “Coos op Reis”.

Het is stralend weer. Geen wolkje aan de hemel. Het is circa 20 graden. Ik zie op de Oostenrijkse buienradar dat het in de omgeving van Innsbruck vanmiddag gaat regenen. Goed dat ik vandaag weer verder reis. En bij de eindbestemming van vandaag is het prachtig weer, zag ik. Alles gaat passen. Top.

Ik was trouwens vroeg wakker vanmorgen. Pfff… Maar dat levert wel een mooi plaatje op van de opgaande zon op de besneeuwde bergen. Alpenglühen!

Ik reis slim via de binnenwegen van Telfs naar Reutte. Alleen als je in Oostenrijk over de tolwegen reist, moet je een tolkaartje kopen. In Oostenrijk is de benzine overigens retegoedkoop: € 1,26 voor een liter.

Ik heb voor mijn motor olie nodig. En wel nú! Ik had een half litertje mee moeten nemen. Advies aan mijn motormaatjes: heb het bij je als je een trip maakt van vele duizenden kilometers. Zelfs al rijd je met een Liquid Cooled versie van BMW. Elke verbrandingsmotor verbrandt olie.

Mijn mechanicien-op-afstand-van-Harmelen-tot-Loosdrecht adviseert mij om niet te wachten tot het lampje op het dashboard brandt. Ik zoek en vind olie 5W40. Het is niet precies de olie die mijn BMW graag in haar gaatje wil voelen, dus voor de zekerheid vul ik het peil slechts aan tot ‘acceptabel nivo’. Niet teveel. Het is best zo. Ik heb vanuit Italië voor volgende week een 40.000 km beurt gepland. Krijgt zij straks weer lekker haar orsinele olie.

Ik storm richting de Fernpass. Die reden Janny en ik in 1971 op een Honda 250cc. Twee personen op een minimotor plus tent, luchtbed, slaapzakken, kookspullen, een opvouwbare emmer, kleding en gereedschap bij ons. Ik snap er geen reet van. Hoe déden we het?

De B189 en de B179 zijn helemaal voor mij alleen. Normaal is het hier berendruk. Maar nu is het 10:30 uur en er is niemand op de weg. Gas-gas-gas! Ik glimlach onderweg om het bord ‘Ich bin der B179 und kein Mühlplatz’. Die slogan is mooi gevonden. Het klinkt een stuk vrolijker dan ‘gooi lekker je rotzooi zelf in de prullenbak’. Toch?

Ik verlaat hier zo’n beetje de omgeving van de besneeuwde bergen. De hele hoge punten zijn voorgoed voorbij. Ik kijk nog een keer weemoedig in mijn spiegels. Wat waren ze mooi. Tot volgend jaar. Of zo.

Kort na de Fernpass is mijn geluk op. Wegwerkers zijn grote stukken asfalt aan het vernieuwen. En dat is trouwens maar goed ook want het oude asfalt spiegelt zo erg dat ik mijn haar er in kan kammen. Bij wijze van spreken dan…. Er staat aan beide kanten 13 km file. Hatsekidee! Alles staat vast. De mensen staan buiten met elkaar te praten. Wat een narigheid om zo op vakantie te gaan.

Ik dender er brutaal met die dikke koffers langs. Ondanks het feit dat het op de tweebaansweg erg smal is. Gewoon ruimte claimen. Niet als een mietje vlak langs de stilstaande auto’s rijden. Als iemand een deur opengooit…. Nee, gewoon brutaal op de weghelft van de tegenliggers jezelf breed maken. Mistlampen en zo aan. Haha. Ik rijd heel wat uiterst geduldige Duitse motorrijders voorbij. Ze staan in de file op hun beurt te wachten. Braverikken! roep ik hard in mijn potje. Niemand volgt. Oelewappers. Maar ik ga echt niet in deze warmte in het rijtje tussen de gassende koekblikken staan. Ik speel een kwartiertje haasje-over tussen de auto’s en ben er voorbij. Vrrrroooeemmmm…..!

Bij Füssen kom ik Duitsland in. Mijn maatjes pakken daar over een paar weken gedurende 130 km de snelweg. Ik heb echter tijd zat en kies voor een stuk van de Romantische Strasse. Best gezellig in mijn eentje… Het is nog steeds strakblauw en ruim 23 graden. Prachtig motorweer.

Aan de Hopfensee betaal ik € 2,50 voor een expreszo. In Spanje betaalde ik soms maar 60 cent en in Italië bijna altijd één euro. Zo jammer. Maar de economie draait in Duitsland als een tierelier en daar betaal ik toch maar mooi aan mee. Dankzij mij gaat het hier goed, troost ik mijzelf. Ik reken af, start de motor en reis weer verder.

We rijden hier tenminste op 800 meter hoogte en toch is het landschap vaak nogal vlak of wat licht glooiend. Er zijn hier geen echte bergen en dalen. De boeren maaien het gras en dat zorgt voor prachtige lichte en donkere schakeringen in het groene landschap.

Dat groen. Het is fantastisch. Zo mooi. En het ruikt zoooo heerlijk. Gelukkig ben ik niet allergisch voor grasjes. Dat heerlijke luchtje trekt echter ook vliegende beesten aan en mijn windscherm en vizier zitten in een mum van tijd vol kadavers. Op een gelijkvloerse kruising heeft een erg vervelend ongeluk plaatsgevonden. Alle wegen zijn afgezet. Er staan vier politieauto’s, wel zes ambulances en er loopt veel personeel in fluoriserende kleding rond.

Bijna veertig jaar geleden heb ik eens nieuwsgierig bij een ongeval op de Duitse Autobahn even in een auto gekeken. Nadien kijk ik noooooit meer. Ik wil het persé niet meer zien en wil het ook niet meer weten. Dus ik kan je er niks van vertellen. Meer dan dit weet ik niet: zwaaiauto’s en personeel in gele jassies. Punt.

VANNACHT SLAPEN WE WEER BIJ ELKAAR…..

Ik heb een mooie overnachtingsplek gevonden in een zogenaamd Landeshotel, ten westen van Ulm. Op de menukaart staan asperges en ze adviseren er een mooi wit wijntje bij. Zo eentje die wat vettig aan de binnenkant van het glas blijft hangen. Weet je wat? Ik doe het!

Mijn motor slaapt direct onder mijn slaapkamerraam. Dus eigenlijk slapen we vannacht lekker samen…..

Ik vind onderweg nog voldoende mooie plekkies voor The Catch of The Day.

Coos op Reis: WAT STAAN ER WEINIG MENSEN OP JE FOTO’S

Het is vandaag 6 mei. (Als Coos dit schrijft, redactie.) De zon schijnt uitbundig. Het is strakblauw en al lekker warm.

We lezen verhaal nummer 68 in de serie “Coos op Reis.” Nog een paar reisverhalen en Coos is weer thuis.

Het hotel in Völsch serveert heerlijke donkerbruine boterhammen en bruine broodjes bij het ontbijt. Gelukkig eindelijk eens geen witte broodjes. Super. En vers gesneden ham en kaas en zelfgemaakte jam. En maar liefst twee eitjes! Twee! Zou ze weten dat ik weer naar huis aan het rijden ben? En tijdens het uitgebreide ontbijt gratis uitzicht op de kale bergen in de verte. Wat een verwennerij.

Ik haal mijn motor uit de Tiefgarage van het hotel. Zij heeft lekker warm en droog de nacht doorgebracht. Ik rijd even zonder helm om het hotel want dan hoef ik de zooi wat minder ver te sjouwen.

Met de reclameslogan ‘Helm op, daar kun je mee thuis komen’ werd in juni 1972 het dragen van een helm op een motorfiets in Nederland verplicht. Daarvoor hoefde het niet.

Ik kocht mijn eerste motor reeds in 1970, maar we hebben nooit zonder helm gereden. Janny wilde het eigenlijk niet, maar ze moest er aan geloven. Ze mocht wel haar hotpants en haar knielange laarzen met plateauzolen aanhouden. Stom achteraf, maar wel errug leuk als je 18 jaar bent….

In de schaduw van het smalle straatje bij de ingang zadel ik alles op de rug van mijn BMW.

Vandaag rijd ik een route die ik jaren terug al eens ontwierp. De route gaat via Bolzano over een aantal beroemde passen naar Oostenrijk.

Maar eerst nog even een blik werpen op het kantoortje van de 88-jarige eigenaresse. Zij is net zo oud als mijn lieve moedertje. De computer staat er vast alleen voor de sier. Zij schrijft mijn rekening nog met de hand en telt de bedragen vervolgens uit het hoofd op met de snelheid van een zakjapanner. De tijd staat hier gewoon al jaren stil. En waarom niet? Wat is er mis mee? Helemaal niks, hoor.

Het is onderweg echt genieten van de vele paardenbloemen. Hele velden vol. Het contrast en het kleurenspel tussen de gele velden, de blauwe luchten en de witte besneeuwde bergen is fenomenaal. En ik kan alles zo goed ruiken! De lucht is schoon en zuurstofrijk. Het is super om hier te zijn en mee te maken. Wat een mooi land.

De route pakt een randje van Bolzano mee en slingert al snel via frisse, donkere tunnels naar het noorden. Links en rechts hoor en zie ik het wilde, steenkoude bergwater bulderen. Ik voel de koelte van het water door mijn dunne pak, dat vandaag maar uit één laag bestaat.

Ik begin de klim naar Penser Joch. De pas is ruim 2200 meter hoog en vormt de verbinding tussen het Sarntal ten noorden van de provinciehoofdstad Bozen en het Wipptal bij Sterzing. Het asfalt is droog en de kwaliteit is goed. Ik ga lekker. Het is mooi weer. Ik zit goed en scherp op de motor. Ik neem heerlijke lange doorlopers, maar ook scherpe, venijnige bochten. Het motormanagement staat inmiddels op dynamic en ik draai al stijgend het gas steeds vol open na het passeren van de apex. Wat een power! De dikke tweecilinders, elke 600 cc, stampen naar boven en naar beneden en zetten via allerlei ingenieuze assen hun enorme krachten om naar het rubber van het achterwiel. Het gaat super en het geeft een fantastisch gevoel.

Na de pas slingert de weg weer naar beneden. Lekker om daar weer even op te warmen. Het is er 24 graden.

En dan gaan we weer omhoog. Nu nemen we de Jaufenpass. Die is bijna 2200 meter hoog. De
zon schijnt nog steeds, maar in de wind is het fris.

Ik bestel op de top een koffie en een klein taartje. Nou ja, klein…. Ik zie Oostenrijkse motorrijders daar een halve liter Hefenweissen naar binnen tikken.

Ze blijven daar vannacht vast niet slapen. Holladiee!

Vervolgens draai ik fluitend en verwachtingsvol naar het Timmelsjoch. Deze pas ligt op ruim 2500 meter hoogte en staat bekend om haar fraaie wegen en schitterende vergezichten. Maar … die is helaas afgesloten. Wat een teleurstelling. Ik vertrouwde volledig op de traffic-info van mijn navigatiesysteem die de informatie rechtstreeks van het internet haalt. Maar dat blijkt een enorme misser van mij.

Ik moet rechtsomdraaien, helemaal terugrijden naar Vipiteno en dus nogmaals over de Jaufenpass. Op zichzelf geen echte straf want zo’n pas ziet er vanaf de andere kant weer heel anders uit. Maar toch gooit het danig mijn reisschema van deze dag in de war.

Mijn motormaatjes rijden over een paar weken dezelfde route. Hen adviseer ik om vóór vertrek van Seiser Alm op Timmelsjoch.com te checken of de pas die dag ook echt open is. Die dag heeft al een zwaar programma (450 km) en je kunt in dat geval beter maar gelijk over de oude Brenner gaan.

Ik ga snel op pad. Met de vlam in mijn pijp via de Brennerpas met mijn dertigtonner motor, ver van huis maar beter in mijn sas dan in Amsterdam bij DAS, zing ik in mijn potje. Op richting Innsbruck. Ik kies voor de oude Brennerpas, immers de Brennertunnel met tol is voor Sissies, campers en caravans met de Libelle of de grote ANWB-gids levensgevaarlijk op de hoedenplank. Nietwaar? Jôh, ik maak er gewoon een enerverende middag van. Wat maakt het uit?

De met groen aangegeven weg markeert op het kaartje het rechtsomdraaien en mijn omweg. Aan het einde van de dag gooi ik de handdoek in de ring. Op een camping, in de buurt van Innsbruck en vlakbij Natters en Mutters, vertellen zij mij luchtig dat één overnachting € 128,- kost.

Rudi Carrell liep ooit in één van zijn shows rond met vijftig ballonnen aan een touwtje. ‘Ballon te koop, ballon te koop’, riep hij hard. Hij vroeg één miljoen gulden voor één ballon. Ik hoef er maar één te verkopen, en dan ben ik binnen, was zijn redenatie… Nou, dat schijnen ze bij deze camping ook te denken. Ik zeg ze vriendelijk gedag, start mij motor weer en rijd verder richting het westen.

Rond vijven moet het regenpak aan. Er valt een stevige bui. Na een goed half uur rijden we er onder uit en kan het pak weer uit.

Het is nog wel ff puzzelen voor een goed hotel. Ik wil immers wel weer richting de oorspronkelijke route. Ik vind onderweg twee hotels, maar die zijn allebei dicht op zondag. Logisch, hoor. Wie wil er nou op zondag slapen? Of iets eten? Ik snap dat best… En in het derde hotel staan grote asbakken op tafel en zit iedereen te roken. Het is helemaal blauw binnen. Ik ben blij dat het weer wat beter met de pollen en mijn ogen gaat en ren snel naar buiten. Roken! Jôh, het is geen 1960 meer.

En plots heb ik geluk.

Een mooi hotel met een mooie kamer bij Hotel Jäger in Telfs voor 55 euro inclusief ontbijt.

Ik ben weer het ventje. Prima zo.

Morgen rijd ik de pas bij Reutte over naar Duitsland. Dan vervolg ik mijn weg deels door het Zwarte Woud en dan verder noordwaarts.

WAT STAAN ER TOCH WEINIG MENSEN OP JE FOTO’S…..

“Hoe komt het toch dat er steeds zo weinig mensen op jouw foto’s staan?”, wordt mij gevraagd.

Dat klopt! Overbodige mensen probeer ik altijd te vermijden. Ik wacht vaak even tot iedereen opgehoepeld is. En helemaal als ze erg opvallende kleding dragen. Motorrijders met gele jassen of gele helmen. Brrrr…. ze verpieteren mijn foto.

OK, dus weinig mensen op de foto. Waarom? Dat komt door mijn schoonmoeder! Jammer genoeg is het lieve mens een paar jaar terug overleden, anders hadden we er samen nog eens hartelijk om kunnen lachen.

Wat gebeurde er namelijk altijd? Dan kwamen Janny en ik na de vakantie thuis met alle verhalen en foto’s uit een ver land. Vervolgens toonde ik trots de prachtigste foto’s van bergen en bruggen en gebouwen. Tja, en op die foto’s stonden soms andere toeristen. En dan vroeg ze altijd: ‘En wie zijn dat, Coos?’.

Hahaha. Mooi, hè? Dus dat gaat mij niet meer gebeuren… Proost!

Trans Iceland Motor Challenge 2022.

Heb je altijd al eens met de motor het prachtige IJsland willen verkennen? Hoe  avontuurlijk kan jouw motorreis worden? Als je dat wilt weten ga dan naar de presentatie op 27 oktober en ontdek het zelf: klik hier door naar de website van Travel 2 Explore.

Coos op Reis: Zij bestiert al 70 jaar een hotel

(Coos van der Spek is aan de laatste dagen van zijn drie maanden durende motorreis door Zuid-Europa bezig.

We lezen hier in de serie CoosOpReis zijn 67e verhaal, over 4 verhalen is hij weer thuis….)

De bewolking en de zon vechten samen hoog in de lucht uit wie hier vandaag de baas mag zijn. Het is ruim voor tienen al meer dan 20 graden. En dat is uitmuntend weer om motor te rijden. Joepie!

Ik neem afscheid van de zee. Ik reis vandaag weer verder naar Noord-Italië. Dat heet daar Süd-Tirol. De voertaal is grotendeels Duits.

Ik moet mijn olie in de gaten houden. Deze watergekoelde motoren staan er, in tegenstelling tot de luchtgekoelde blokken van de vorige generatie, om bekend nagenoeg géén olie te verbruiken. Een blik op mijn kijkglaasje geeft echter aan dat aandacht nodig is. Maar welllicht staat de motor niet helemaal horizontaal. Naar de BMW-dealer in Bolzano voor een kannetje olie is geen optie. Die is op zaterdag om 12:00 uur dicht. Dat had ik nou niet verwacht…

Al na 30 kilometer doemen de bergen in de verte op. Dat betekent tot aan Nederland géén polderlandschappen meer. Ik zit te fluiten in mijn potje van dat blije vooruitzicht.

Overigens heb ik nooit muziek aan in mijn helm. Technisch zijn alle voorbereidingen daarvoor getroffen. Het is slechts een druk op de knop en dan schuiven Gazpacho of Steven Wilson langs mijn kale schedel door mijn goudvissenkommetje zo mijn grote oren in. Maar muziek leidt mij af. Waarschijnlijk omdat het teveel met mij doet. In de jaren negentig kreeg ik van mijn werkgever mijn eerste mobiele telefoon in mijn auto. Mijn dochter noemde mij toen al Coos Draadloos. Nu heet ik voor mijn lezers vast Coos Muziekloos.

Voordat ik de wat minder bevolkte bergen in trek, wil ik eerst even tanken. Klaarblijkelijk zijn de inwoners van deze omgeving hier wat betrouwbaarder, want ik kan hier gewoon voor de benzine met mijn creditcard aan de kassa betalen. Wat een ongekende luxe. De Italiaanse maffia zit echt in het zuiden van Italië, hoor. Hier zijn ze rijk en hebben ze geld. En vertrouwen dus!

Ondertussen is het 25 graden. Best warm. Ik ben blij met mijn dunne hightechshirtje dat lichaamsvocht extra snel afvoert. Katoen wordt nat en blijft nat. Dit spul droogt ultrasnel op.

Een poos later rijd ik de bergen in en stijg als een berggeit steeds verder omhoog. Een vuistregel is dat er één graad per honderd meter van de temperatuur af gaat. De temperatuur zakt naar 19 graden.

Tijdens een fotomoment onderweg trek ik een extra truitje aan. En bij het volgende fotomoment gaat de Goretex-voering losjes in mijn jas. Dan is het nog maar 14 graden.
Een goed halfuur geleden nog 25 graden.

De donkere wolken blijven steeds wat dreigen, maar de zon heeft de overhand.

In de verte ligt sneeuw. De zon speelt met de wolken en met de door groene bomen bedekte bergen. Sommige stukken lichten licht op, andere stukken blijven donker. Het is een levendig tafereel en een prachtig gezicht.

Uit die donkere wolken is een paar uur terug regen gekomen. En dat is jammer, want nu is de weg nog nat. Dat drukt het tempo.

Bij de Lidl scoor ik een broodje en een sapje voor onderweg. En dan dender ik door naar de Passo Staulanza en de Passo Duran. De Staulanzapas verbindt de Bellunese bergdalen Val Fiorentina en Val di Zoldo met elkaar en de Duranpas vormt de verbinding tussen het dal van de rivier de Cordevole en het Val di Zoldo.

De enorme klim naar boven is dertien kilometer lang. Ongeveer drie kilometer voor de pashoogte bereikt de pas een hellingspercentage van 14%. Twee kilometer lang allemaal tornanti. Wel dertig! De één na de ander. Om draaierig van te worden. Maar machtig om hier te kunnen sturen. Het Italiaanse asfalt is ook veel stroever dan in Spanje en Portugal. Het geeft bijna altijd vertrouwen.

Onderweg tref ik een echt mooi kasteel. Het hoort thuis in een sprookje. Of in de Efteling.

Ik kom hoger en hoger. Reuzen spelen hier ‘s nachts met de bomen het spelletje Mikado uit mijn jeugd.

Rond de 1800 meter ligt sneeuw. Dan bestorm ik met de nog immer loodzware BMW Passo Pordoi. Die gaat zelfs naar 2240 meter. Dit zijn de beroemde passen uit dit gebied. De natte droom van elke motorrijder. Het is er 6 graden en ik rij nog steeds met mijn zomerdoorwaaihandschoenen aan en zonder extra voering in mijn motorbroek. Het gaat wel. Of zou ik gewoon helemaal geen watje zijn? Is dat een optie? Wat denken jullie?

Passo Sella ligt ongeveer op dezelfde hoogte en ook hier ligt ruim sneeuw. De maatjes van mijn motorclub gaan over een paar weken weer naar dit gebied. Ik ben er dit jaar niet bij, maar hier alvast een impressie, vrienden en vriendinnen! Er ligt in die periode vast nog sneeuw. Heerlijk.

En terwijl aan de ene kant de sneeuw aan de kant van de weg ligt, bloeit aan de andere kant de hei. Fantastisch om hier weer te zijn. Ik rijd naar de mij bekende camping Seiser Alm op 950 meter hoogte. De camping is een topper met sanitair van het nivo van een kuuroord. Helaas verhuren ze alleen berghutjes voor een hele week. Gelukkig maar, want het wordt hier vannacht 6 graden. Daarom wijk ik maar uit naar het dorp, hier in de buurt.

Genoeg gevangen voor the Catch of the Day. Was je ooit in de Dolomiti? Prachtig gebied! Zeker op de motor. Zet ‘m op je lijst.

Uiteindelijk beland ik vier kilometer verderop, in Völsch am Schein. Voor mij een bekende plaats uit één van mijn eerdere reizen. Ik zit in het prima hotel Rose Wenzer.

ZIJ BESTIERT AL 70 JAAR EEN HOTEL

Een zeer vriendelijke ietwat warrige oude dame schrijft mij in. Op een oorkonde aan de muur staat dat Rose Baumgarten al 50 jaar dit hotel Rose Wenzer bestiert. En als ik noges goed kijk, dan zie ik dat die oorkonde uit 2001 stamt. Miljonair, stokoud en alleen maar datgene kunnen en willen doen wat je je hele leven al doet. Maar goed, zij is er gelukkig mee, hoop ik maar.

Als ik er om 22:00 uur achter kom dat ik de enige gast in het hele hotel ben, stel ik de oude dame voor dat ze voor mij nog een biertje inschenkt en dan zelf lekker naar bed gaat.

Ze laat mij zien hoe het licht uit moet en zegt wel vier keer dankuwel.

Achgossie…

Wil jij nog veel meer PASSIE VOOR MOTOREN lezen? Wellicht is het dan leuk om lid te worden van onze super gezellige besloten FACEBOOKGROEP, via DEZE LINK. We hebben nu bijna 3.000 leden!

Twee vrienden, twee motoren, één motorreis

Twee vrienden, twee motorfietsen, 41 landen en 83.000 kilometer. We kijken naar een film van twee Franse avonturiers die twee jaar lang reisden op hun Triumph Scramblers door meerdere continenten. Zoals trouwe lezers weten kijken wij (van de redactie@ikzoekeenmotor.nl) graag YouTube documentaires over motorreizen. Dit is een bijzondere die kijkt als een film. Wat ook fijn is, we hoefden tijdens het kijken nu eens niet om de 10 minuten de reclames te bekijken of over te slaan. De sfeer van deze film lijkt op die van een prettige roadmovie. Weinig geklets, veel mooie beelden en fijne muziek. Een aanrader voor mensen die graag reisverhalen bekijken. Verhalen van mensen die vertrokken, hun droom leefden.