Tag archieven: motorcolumnist

Als je valt met je motor, is het je eigen schuld!

(Een column door Dolf Peeters)

Ik ben zeker geen getalenteerde motorrijder. Maar na meer dan een halve eeuw – waarvan de laatste vijf jaar niet meer ’s winters – te hebben gereden, zie ik mezelf wel als een ervaren motorrijder. In de eerste twintig jaar zijn er een paar dingen tamelijk serieus mis gegaan. Dat gebeurde feitelijk door te weinig ervaring en te veel testosteron.  Maar ergens in die tijd tot nu ging de ongeval-score naar ongeveer nul. Dat traject ten goede ging in na het lezen van een boek van Ernst ‘Klacks’ Leverkus.

Ernst Leverkus testte in de jaren vijftig tot zeventig vrijwel elke nieuwe motorfiets die in Duitsland op de markt kwam. Samen met zijn partner Inge Rogge ontwikkelde hij testmethoden en meetprocedures voor motorfietsen, die een vast onderdeel vormden van talloze rondjes op de ‘groene hel’, de Nürburgring-Nordschleife, en de daarop gebaseerde testrapporten in de tijdschriften ‘Das Motorrad’ en ‘PS’. Hij maakte de motor-journalistiek volwassen. Op de meest degelijke, Duitse manier.

Als motorjournalist en auteur heeft Ernst Leverkus sinds 1950 in Duitsland letterlijk motorfietsgeschiedenis geschreven. En boeken schreef hij ook. Van zijn hand is het statement ‘Elke val is een schande’. Wie dat direct tot zich door wil laten dringen moet op de socials maar eens zoeken naar Daily Crazy Corner van KanyarFoto.

Maar in het echt heeft de opmerking van Leverkus mij wakker geschud. ‘Elke val is je eigen schuld’. Daar van gaan mensen steigeren.  Dat kan zelfs zijn omdat ze een geliefde zijn verloren door een motorongeluk dat feitelijk wel degelijk door ‘de andere partij’ werd veroorzaakt. Waarvoor mijn diepe medeleven.  Want: ‘Het licht stond voor mij op groen’, ‘ík reed op een voorrangsweg, ‘hij/zij/het kwam van links’. Gelijk heb je. Maar krijg je het? Is dat gelijk, dat recht relevant als je net bent opgekrabbeld en naar je gekneusde motorfiets kijkt?

Sinds het bij mij (Dolf Peeters) is geland dat elke mogelijke val, elk ongeluk ‘eigen schuld’ is ben ik anders gaan rijden. In een milde paranoia denk ik aan de muis die dapper van onder het aanrechtkastje komt, in de lens kijkt en piept “Wij muizen hebben ook het recht op de keukenvloer!”  ‘Famous last words’. Want er was een kat in de keuken.

Op de motor ga ik er opgewekt en ontspannen van uit dat elke andere weggebruiker hersendood, blind of crimineel is. Ik heb anticiperen, vooruitzien tot op een Olympisch niveau gebracht. Kijk tussen files naar voorwielen. Want die verraden elke mogelijke richtingverandering. Mannen met gleufhoeden in oudere grotere middenklassers of artrosevriendelijke gebakjes? Gevaarlijk!  Een permanentje met een blauwe kleurspoeling achter het stuur. Elke willekeurige fietser of fatbiker vanaf een jaar of zes. Jonge mannen met hun petjes achterstevoren op. De automobilist in de stilstaande auto voor je  kan elk moment zijn deur open doen. Elk levend wezen van elke mogelijke gender met een smartphone in de voorpoten is potentieel dodelijk.

Ze zijn er allemaal op uit mij dood te maken. Net als wegwerkers en hun bitumeuze asfaltreparaties. Gemeentes met levensgevaarlijke wegmarkeringstechnieken. Natte zwarte- of regenboogkleuren in bochten. Ik paranoia? Wat zou jij zijn als iedereen je probeert dood te maken?!

Bij die hele filosofie hoort natuurlijk dat je je motorfiets beheerst. En met het gehoorde gemiddelde kilometrage van de gemiddelde motorrijder geloof ik niet dat er zo een goede voertuigbeheersing op te bouwen is. Ik ben vrij allergisch voor regelgeving en voorschriften.  Maar voor ‘gewone’ recreatieve motorrijders zou een voortgezette rij opleiding, al was het maar een training van een dag, verplicht moeten zijn. Alleen al om te leren dat je een stoep kunt oprijden en dat je op een gewone motor best een stuk berm mee kunt pakken. Om te leren dat je gaat waar je naar toe kijkt. Dat je nooit kort voor je op de weg moet kijken.

Zelf ben ik dus al zo’n dertig jaar schadevrij. Nou ja bijna. Op een keer stapvoets onderuitgaan na, op zwart grit op de weg tijdens een donkere nacht.

Dertien blije snuitjes

(Een motorverhaal, geschreven door Coos van der Spek.)

“Als blije koeien in het voorjaar! Zo voelen wij ons bij het verzamelpunt van onze motorclub. Opgedirkt met onze gepoetste laarzen, gewassen motorpakken en onze lederen kleding in het verse vet. Lekker knuffelen met elkaar.

Gezamenlijk gluren naar de nieuwste gadgets en wetenswaardigheden uitwisselen over nieuwe banden en helmen en zo. Plannen bespreken en grappen maken. Saamhorigheid en vriendschap. Heerlijk.

We dansen de Lekdijk af. We doen het rustig aan, want niet alle leden rijden ‘s winters door. Zij moeten weer even wennen en het motorgevoel opbouwen. We hangen op de bochtige dijk met een denkbeeldig elastiekje aan elkaar en ons treintje krimpt en rekt. Soms wel twee kilometer lang. Het is mijn spiegels een machtig gezicht.

Bij Tiel wisselen wij van rivier en zwieren wij de Waalbandijk op richting het terras met de broodjes gezond en de uitsmijters.

Het is 17 graden en het zonnetje laat zich meer dan regelmatig zien. Prima weer voor een Italiaans ijsje bij Millingen.

In Duitsland vullen wij onze brandstoftanks, veranderen van koers, zien in de verte heel even de Maas en ontdekken in Batenburg de restanten van een indrukwekkende ruïne van een van de oudste kastelen van Gelderland.

We kiezen voor de brug bij Ewijk en draaien een stukje verder de A15 op. De meesten zijn voor half zeven weer thuis. We hebben zomaar een kleine 5000 km met z’n allen gereden.

Wow! Dertien blije snuitjes met hun motoren. Als koeien in de wei. Prachtig!”

MOTORJEUK

Even wat zeuren hoor mensen….

Ken je dat? Het woord ‘motorjeuk’ zal niet iedereen misschien iets zeggen, maar het gevoel is bij veel motorrijders bekend. Je hebt door je drukke agenda al twee weken niet meer op je motor gereden, het is op dat moment nog september en heerlijk najaarsweer. Je plant min of meer in die week al dat je dat weekend, de zaterdag, eens een lekkere trip gaat maken. Ergens even op de koffie en dan lekker binnendoor. Maar op de donderdag wordt je al wakker met zo’n onbestemd droog gevoel in je keel, en eer dat het vrijdag is heb je een stevige keelontsteking te pakken met wat koorts. Dat wordt dan een rot griepje en hup, die week erna zit je dus niet op de motor.

Dan denk je, och dat komt dan het weekend erna wel, maar dan krijg je na de keelontsteking een rare ontsteking in je ogen met brandende jeuk. De vervangende huisarts gokt met wat druppels die zeker een volle week totaal niet helpen en uiteindelijk zit je dan toch bij de oogarts in het ziekenhuis. Daar krijg je dan toch de juiste druppels. Na enkele dagen is de oog ontsteking over en denk je dat je na die werkweek wel even lekker kunt gaan toeren op de motor. Is het natuurlijk drama k-u-t weer, het valt met bakken uit de hemel tijdens wat stevige storm dagen. Weer een weekend dat je geliefde motor eenzaam staat te zijn in de schuur. Het weekend daarna wordt opgeslokt door een klus aan het huis van je moedertje, en, waar veiligheid een rol speelt ga je dat niet uitstellen.

Weer komt je motor op de tweede plek. Enfin, lang verhaal kort, het is nu eind november en al meer dan twee maanden wordt mijn agenda elk weekend ingehaald door de waan van de dag, en niet door een snellere motor.

Mensen, mensen, die motorjeuk wordt erger, ik moet krabben.

En ook al is het maar 5 graden nu, de zon schijnt, ik ga mijn dikke motorjas in elkaar ritsen met de wintervoering, de nieuwe Daytona motorlaarzen staan lachend naar me te knipogen..

Deze column hoeft niet af te zijn, dat toetsenbord zoekt het zelf maar uit. Ik ben weg zo.

Houdoe. John

PS:

Het woord motorjeuk zag ik het eerste voorbij komen in een tekst van Roland Oomens, en heb ik ongevraagd van hem geleend. Wij motorrijders mogen dat, en vinden dat altijd goed, wij doen onder elkaar niet moeilijk over wat ronkende auteursrecht-dingetjes.

Een motor met kuip, is dat voor echte bikkels?

Vandaag publiceren we motorverhaal 4 van Bart Meijer (Facebook).  Bart geeft ons als gastblogger een kijkje in zijn jongere motor-jaren. Bart Meijer (LinkedIn) woont op een boerderij in Kroatië, heeft passie voor motoren, weet veel over vergeten groenten en luistert naar zijn hart.

“Na mijn ervaringen met de Kawasaki LTD 305 had ik het wel gezien met de snaar aandrijving, een ketting was mij te veel gespetter en gesmeer. Om eens de cardan te ervaren, probeerde ik een tijdje de Suzuki Katana GS650G. Misschien was deze motorfiets een poging om mijzelf te genezen van het idee?

Die motor zag er goed uit, apart en deed me wat denken aan mijn vroegere Honda CB550 four, met zijn dwars geplaatste 4 cilinder. Het genieten duurde maar even. Uiteindelijk was het toch mijn motor niet, er zat goed snelheid in maar de wegligging en het dwingen van het frame gaf me geen vertrouwen. Daarnaast was het ook een piep, krak, tuut motor die teveel storingen gaf door een kapotte kabelboom. Hij voelde onveilig, had een beroerde zithouding voor mijn inmiddels slechte rug en het was schrikken van dat spontane getoeter of opeens knipperende verlichting.  Ik had geen zin meer om er aan te sleutelen. Ondanks de cardan was dit niets voor mij, niet meer mijn stijl, toch te kaal en te koud voor deze bikkel, dus weg ermee.

Ik ging verder kijken, van kaal naar kuip. Nou reed indertijd mijn vader op een kale Honda CX 500, een 2 cilinder V motor met een leuk geluidje en een eigen karakter. Deze motor had ook cardan-aandrijving, die je alleen elk jaar eens wat moest smeren en de rest van het onderhoud was ook makkelijk. Na een klein rondje rond Zwijndrecht en Dordrecht was ik verkocht, maar dan niet aan dit model, er was er namelijk ook een model met een kuip. Dus ik ging op zoek naar een Honda Silverwing, en vond een GL500D Interstate, met acceleratie pomp. Ik was de koning te rijk, wat lekker rijden was dat! Geen nat kruis meer na wat regen en ik kon zelfs roken op de motor tijdens de rit. Het frame liet je ook weleens voelen alsof de achterkant licht kwispelde, niet zo prettig, maar voor de rest gleed het vooruit. Deze motor had karakter, was eigenwijs maar handelbaar, vergaf me mijn foutjes waardoor ik ook zijn foutjes voor lief nam. Er zat weer plezier onder mijn kont, zelfs de vriendin ging graag mee om te toeren en we hadden ruimte zat om van helmen en jassen af te komen voordat we in een mooi stadje of dorpje zonder
gesleep een verfrissing haalden. Wat een fijne, eigenwijze motor, een karakter wat bij mij paste.

Nou had mijn grote broer een stapje grotere Honda GL650 Silverwing gekocht een half jaartje later, want ja, het kon ook groter. Eerlijk gezegd, was ik een beetje jaloers, totdat we een keer samen een toer reden. Hij kon me niet bijhouden want ik had, jawel, een acceleratiepomp! Wat een grap bij stoplicht na stoplicht, ik was er telkens sneller vandoor en kreeg nog meer respect voor mijn eigenwijze motor. Meestal reed ik niet hard met mijn Silverwing, maar af en toe ging ik wel even goed op het gas, lekker. Heerlijk luisterend naar het mooie motortje onder me. Nee, ik had op mijn luxe bike geen radio nodig, hij maakte zelf muziek.

Dan zie je opeens een videoclip van Prince, Purple Rain waar hij op de zelfde motor rijd, dan voel je jezelf, de ‘prince te rijk’. En dan krijg je van iemand in de buurt een Reliant Robin, “Omdat je het zo koud hebt elke keer”? Ik zeg lief “Oh geweldig, dankjewel” en bedacht me wat ik in hemelsnaam met zo’n 3 wieler moest.

Even luisteren naar Purple Rain? Check:

Wil je alle verhalen van Bart Meijer op onze site lezen? Ga naar:
//ikzoekeenmotor.nl/tag/bart-meijer/

Over motorjassen, motorjacks en motorhesjes

We lezen motorverhaal 3 van Bart Meijer (Facebook).  Bart geeft ons als gastblogger een kijkje in zijn jongere motor-jaren.
Bart Meijer (LinkedIn) woont op een boerderij in Kroatië, heeft passie voor motoren, weet veel over vergeten groenten en luistert naar zijn hart.

Ik ben misschien een oldtimer, oldskool wellicht, maar ik reed vroeger op de motor met een leren jack. Niet zo’n glimmend zwart exemplaar, nee dat was mijn stijl niet. Het was zo’n ruw motorjack dat net geen suède was, maar geschuurd leer.

Lekker handig, want als je dan een keer over het asfalt schuurde dan zag niemand er wat van.

Er zat niet zoveel beweging in, maar met een sjaaltje om de nek was het comfortabel. Ik heb er zeker 3 tot op de draad van de voering versleten, totdat ik een textiele jas probeerde van de Duitse groot grutter. Dat was wel een ding zeg, soepel licht, sterk, maar ik dwaal af het was niet de bedoeling over jassen te schrijven.

Het Gas Biker Vest, te koop in de vestigingen van Motorkledingstore.nl.

Op het werk, lang voor ik les gaf, liep er een man rond met een motorhesje. Het was te vergelijken met dit leren hesje (foto boven uit de collectie van Motorkledingstore.nl. Altijd, wat hij ook deed en wat hij ook droeg, het motorhesje had hij erover aan. Ergens intrigeerde me dat, waarom doe je zoiets, vast niet omdat het zo comfortabel is?

Na een tijdje vroeg ik dat eens, en hij vertelde trots dat hij lid was van een motorclub. Hij moest dat hesje dus altijd dragen, om te tonen dat hij lid was, en bij “de familie” hoorde. Zou die met dat hesje ook gaan zwemmen, of naar de sauna gaan?

Gouden kerel overigens, stond altijd voor iedereen klaar. Hielp elk team, stond op voor de kleintjes, een beetje zo’n padvinders leider. Maar met hesje en al, kwam hij wel telkens met de auto, vreemd. Bij navraag vertelde hij, dat hij zijn Harley aan het repareren was.

Op een gegeven moment vroeg hij of wij, mijn vrouw en ik, ook eens naar de club kwamen. Daar hadden ik en mijn vrouw wel oren naar. Er zou een klein optreden zijn, dat maakte het nog leuker. Dus het volgende weekend hebben we ons in onze leren jassen gestoken, daarover een all-weather overall want het sneeuwde en was flink koud. Daar aangekomen stond het parkeerterrein vol, met auto’s, echt hé! Een stoere, wel erg brede broeder in een glimmend zwart motorjack met daarover zijn hesje kwam naar ons toe: “Meneer en mevrouw, bent u uitgenodigd?”

Overall, Bering, regenpak via Motorkledingstore.nl

Ik vertel de man, dat wij uitgenodigd waren door Marcel, en hij heette ons hartelijk welkom. Binnen werd mijn vrouw onbeholpen maar vriendelijk beet gehouden door een breed uitziende biker met een dikke smile, terwijl ze zich uit haar regenpak wurmde. “Waarom zijn jullie met dit weer op de motor gekomen??”

“Nou” antwoordde ik de man “het is een motorclub en we hebben alleen maar een motor.” Een instemmende glimlach en een knikje van respect was het antwoord.

Wij zijn er nog een paar keer geweest, gezellig, maar het is niets voor mij om gebonden te zijn. Leren vestjes zijn ook mijn ding niet, veters in mijn schoenen vind ik al lastig dus die wil ik ook niet in een hesje.
En nee, met een hesje aan ga ik niet naar de sauna.

“veters in mijn schoenen vind ik al lastig”

Nu, jaren later, word ik uitgenodigd door de motorclub in mijn buurt. Gezellig, geen full colour maar een gewone tourmotorclub. Ook dit zijn weer mensen die veel voor de buurt en elkaar doen. Na de eerste keer werd me al gevraagd of ik lid zou willen zijn. Mijn antwoord was helder en duidelijk: “Nee man, het is geweldig maar ik ben een ghost rider, een vrije rijder of rebel die nergens bij hoort.”

Maar stiekem, denk ik er over na, of ik het misschien toch wel leuk vind om te horen bij een motor toerclub, met hesjes, zonder veters.