(Een motorverhaal van Dolf Peeters. Over een motortrip van ongeveer vijf jaar geleden.)
Ik zat op een terras in Rostock. Er kwam een ouwe, gestripte Goldwing over het plein daveren. Het ding maakte een U-bocht. Stopte. De berijder schopte de jiffy uit en kwam naar me toe. Hij was groot, anabool breed en dubbel getatoeëerd. Een buiker in plaats van een biker. Met een Totenkopf beringde hand gebaarde hij naar mijn Ural combinatie.
“Mensch, was machst du hier mit so ein blödes Ding?!” Dat moest dus uitgelegd worden. “Setze dich und nimm ein Bier.” Mijn tafelgenoot die er uit zag als een geslaagde Disney Neo Nazi met veel Nationaal Socialistische opdruk stelde zich voor: “Großer Dirk”. Maar zijn bikerclub naam was Adelwolf.
Ik heet Dolf. “AH,… Adolf? “. “Jawel, maar dan wel via de Indische kant.” En de betreffende opa Dolf was zoekgeraakt toen het koopvaardijschip waarop hij voer door een Japanse onderzeeër getorpedeerd werd. “Ach so. Dass war ja alles damals. Scheisse war dass.“
Adelwolf bleek voorzitter van de lokale bikergang. Lui tot een jaar of dertig. Redelijk tot goed opgeleid. Werkeloos. Kansloos. Want voormalige Oostduitsers werden immers gediscrimineerd. “Scheisse!” We namen nog een pot bier. Het dienstertje behandelde me met nieuw ontzag. Ik was blijkbaar in goed gezelschap. Dikke Dirk moest weer verder. Hij zei dat, als ik om een uur of acht weer hier zou zijn, mee zou mogen naar de clubavond. Om 20.01 uur daverden er vier motoren het plein op.
Ze blijven precies, die Duitsers. Er werden handen geschud. Namen uitgewisseld. In colonne verdwenen we naar het buitengebied. Duitsers zijn gek op colonnes. Er stond een verlaten loods die door de club geadopteerd was. We waren niet de eersten. Want er stond al een krap dozijn oudere, zware Japanse fietsen op het hof. Adelwolf werd respectvol verwelkomd. Ik, als genodigde werd vriendelijk ontvangen.
De krat bier die ik uit het span haalde werd met gespeelde verontwaardiging aan genomen. “Wenn wir einer einladen, braucht der nichts mit zu nemen!” Maar toch: “Skol!” Ze zagen er dan in burgermans ogen wat eng uit. Maar het waren aardige mensen. Met hun maatschappelijke beperkingen maakten ze er wat van. Er was een dikke twintig man. Er waren een paar biker girls. Er was bier, bratwurst. Op het vuur werden er aardappels in de schil gepoft. Later bleek de schuur in gericht te zijn als bar, werkplaats, motorsloop en voorraadschuur.
Een motorhefbrug. Veel gereedschap. Tussen de slopers stonden een paar recentere motoren met buitenlandse platen. Er stonden wat dozen met literflessen wodka. Zo’n honderd dozen. Achter de bar slingerde een shotgun. Op het perceel achter de loods groeide hennep. Bijverdiensten en beveiliging waarschijnlijk.
Het werd steeds later. Het bleef gemoedelijk. Er werd stevig geblowed. Ze reden rondjes met mijn Russische zijklepper. Een soort onbevangen Achterhoekse gezelligheid. Op een gegeven moment werd me gevraagd of ik een slaapplaats voor de rest van de nacht had. Nee dus. Ik mocht slapen in de ‘Gäste Zimmer’. En die bleek geventileerd, schoon opgemaakt met vers beddengoed. In Duitsland hebben outlaw biker gangs nog hun normen en waarden.
🏍️🏍️🏍️
Wil je meer motorverhalen van Dolf Peeters lezen?
Ga naar deze tag op onze site en je kunt ze vinden.